ECLI:NL:RBDHA:2022:5702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
09/090482-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische stoornis en terbeschikkingstelling

Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 31 maart 2021 in Leiden een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft de [slachtoffer] met een mes in de hals, pols en borst gestoken, maar de uitvoering van het voorgenomen misdrijf is niet voltooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, als gevolg van een ernstige psychische stoornis. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en TBS met voorwaarden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een langdurige behandeling nodig heeft in een forensisch kader, gezien het recidiverisico en de noodzaak voor medicatie en begeleiding. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de TBS vastgesteld, waaronder medewerking aan reclasseringstoezicht en opname in een forensisch psychiatrisch centrum. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/090482-21
Datum uitspraak: 15 juni 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] (Duitse Democratische Republiek),
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 15 juli 2021, 29 september 2021 (beide pro forma) en 1 juni 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. S. Bhulai naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzittingen van 15 juli 2021 en 1 juni 2022 – ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 maart 2021 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de hals en/of (rechter)pols en/of borst heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 maart 2021 te Leiden aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwond(en)in de hals en/of (rechter)pols en/of borst, heeft toegebracht door haar met een mes in de hals en/of (rechter)pols en/of borst te steken/snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 maart 2021 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen haar met een mes in de hals en/of (rechter)pols en/of borst heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van poging tot moord en tot bewezenverklaring van poging tot doodslag.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, districtsrecherche Leiden – Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 218).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 juni 2022, voor zover inhoudende:
Ik liep naar de keukenla. Ik pakte een mes en richtte dat op [slachtoffer] . Ik heb in haar pols en hals gesneden. Ik heb ook in haar borst gestoken. Het mes waarmee ik heb gestoken is te zien op pagina 141 van het dossier. Op dat moment was het mijn bedoeling dat ik haar zou doden.
2.
De eigen waarneming van de rechtbank van de foto op pagina 141 die als bijlage is gevoegd in het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] ):
De rechtbank ziet een mes. Het lemmet van het mes is kartelig en heeft een scherpe punt.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 maart 2021, voor zover inhoudende (p. 21 t/m 22):
Op 31 maart 2021 omstreeks 15.38 uur, kwamen wij ter plaatse aan de [adres 3] . Wij zagen op de grond in de hal een plasje bloed liggen. Het plasje bloed was ongeveer 25 centimeter bij 25 centimeter.
Wij zagen op het bed een vrouw liggen. Wij zagen dat de vrouw een snee in haar hals had van ongeveer drie centimeter breed. Wij zagen dat de vrouw een snee had aan haar rechterpols van ongeveer vier centimeter breed. Ik hoorde dat de vrouw zei: ‘Ik ben gestoken met een mes.’ Ik hoorde dat de vrouw zei: ‘Ik ben gestoken in mijn hals en in mijn borst en ik heb een snee in mijn pols.’ Ik hoorde dat de vrouw zei dat [verdachte] haar moest steken om haar kinderen te beschermen.
Slachtoffer: [slachtoffer]
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , op 1 februari 2022 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
Ik heb met name een verwonding aan mijn pols. Mijn pols lag helemaal open. Zij heeft mij voor dood achtergelaten. Zij dacht dat het klaar was. Zij had gezegd dat
onze dierbaren veilig zouden zijn als zij mij en zichzelf zou ombrengen.
Zij is een mes gaan pakken. In het halletje werd het mes opeens op mij gericht. Zij gaf allemaal steekjes rondom mijn hals en bovenlichaam, in mijn borstgebied en daarna richting mijn keel. Zij was aan mijn pols aan het snijden.
U vraagt waar zij mij allemaal heeft gestoken. Heel vaak, zo’n tien of twaalf keer, in mijn bovenlichaam, boven mijn borst. Dat leek af te ketsen. Daarna heeft zij mij eenmalig in mijn hals/nek gesneden.
U vraagt wat mijn letsel was. Mijn polswond was zodanig dat ik een tijd niet heb kunnen tillen. Van de twee pezen was er één, de niet noodzakelijke, helemaal doorgesneden. De wond stond breed open en je zag vlees en bloed. U vraagt of de wond is gehecht. Ja. De wond liep vanaf mijn pols, het was bijna één centimeter breed.
U vraagt hoe het zit met de pijn in mijn nek en borststreek. Ik had wel moeite met ademhalen. Eén van de steken lag niet ver van de hoofdader. Het scheelde ongeveer een centimeter.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair
Voorbedachte rade
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van voorbedachte rade en spreekt de verdachte hiervan vrij.
Opzet versus ontoerekingsvatbaarheid
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet op de dood van [slachtoffer] had, nu zij volledig handelde vanuit haar psychose.
De rechtbank stelt voorop dat een ernstige psychische stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van opzet in de weg kan staan indien bij de verdachte ten tijde van zijn of haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn of haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn (HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775).
De rechtbank acht in dit verband van belang dat de verdachte kort na haar aanhouding in het ziekenhuis heeft verklaard dat zij een moord heeft gepleegd om anderen te beschermen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het ten tijde van het ten laste gelegde haar bedoeling was om [slachtoffer] te doden. Uit deze uitlatingen leidt de rechtbank af dat de verdachte zich ten tijde van het ten laste gelegde in ieder geval in enige mate bewust was van haar handelen en dat bij de verdachte niet ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Ook overigens is daarvan niet gebleken. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Feit 1 primair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte [slachtoffer] meerdere malen heeft gestoken en gesneden in de pols, hals en borst. Daarbij heeft de verdachte een kartelig en puntig mes gebruikt. [slachtoffer] heeft door dit handelen letsel opgelopen. Gelet hierop en de verklaring van de verdachte dat zij de bedoeling had om [slachtoffer] te doden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een poging tot doodslag waarop de verdachte vol opzet heeft gehad.
Conclusie
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het aan de verdachte primair ten laste gelegde – te weten de poging tot doodslag – wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 31 maart 2021 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de hals en rechterpols en borst heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was en zij op grond daarvan dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte niet strafbaar is omdat zij volledig ontoerekeningsvatbaar was.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van psychiater [psychiater] , van 10 juni 2021. De psychiater concludeert dat sprake is van een psychotische stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een floride psychotisch toestandsbeeld. Voorts was er sprake van een paranoïde waansysteem met akoestische hallucinaties, waardoor de verdachte niet meer in staat was realistisch na te denken en de gevolgen van haar gedrag te overzien. De psychiater adviseert om het ten laste gelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een Pro Justitia rapport van psycholoog [psycholoog] van 21 juni 2021. De psycholoog concludeert dat sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Deze problematiek was ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig, waardoor de realiteitstoetsing ernstig werd verstoord en waardoor de verdachte geen adequate afwegingen heeft kunnen maken. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde niet toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen. Zij kan zich verenigen met de overwegingen en de conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, ten tijde van het bewezen verklaarde. De verdachte is daarom ontoerekeningsvatbaar en niet strafbaar. De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd. De officier van justitie heeft voorts het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht geen TBS op te leggen en zo nodig een zorgmachtiging voor de verdachte af te geven.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de rapporten van de voornoemde deskundigen is gebleken dat het recidiverisico als laag tot matig wordt ingeschat, waarbij het risico op recidive toeneemt als de psychotische klachten toenemen. Beide deskundigen achten het daarom van belang dat de verdachte wordt behandeld en medicatie krijgt.
De psychiater overweegt twee mogelijke interventies: de zorgmachtiging en de TBS met voorwaarden. De psychiater had ten tijde van het opstellen van het advies een kleine voorkeur voor de zorgmachtiging, vanwege het laag-matige recidiverisico, het feit dat de verdachte geen strafblad heeft en geen historie van geweld of ander delinquent gedrag en dat zij goed reageerde op medicatie en deze vrijwillig innam. De psychiater zag als nadeel van de zorgmachtiging echter de relatief korte duur en de onzekerheid over de mogelijkheid van verplicht toezicht binnen dat kader. TBS met voorwaarden wordt door de psychiater daarom tevens passend geacht.
De psycholoog overweegt dat de verwachting is dat de verdachte nog enige tijd klinisch opgenomen zal moeten blijven. Ook hij heeft de zorgmachtiging en TBS met voorwaarden overwogen. Hij acht TBS met voorwaarden passender dan een zorgmachtiging omdat daarbij een klinische opname kan worden gerealiseerd, maar ook begeleiding en ondersteuning nadien, in de overgang naar de thuissituatie. Bij een eventuele verslechtering van de gezondheid acht de psycholoog het van belang dat er snel en adequaat op mogelijke signalen kan worden geacteerd. De maatregel van TBS met voorwaarden is daar beter op ingesteld dan de zorgmachtiging.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de adviezen van de reclassering van 8 juli 2021 en 23 september 2021. Hieruit volgt dat de reclassering de kans op herhaling van een geweldsdelict afhankelijk acht van de medicatietrouwheid en psychische gesteldheid van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voortgangsverslag van de reclassering van 1 juni 2022. Hieruit volgt dat de verdachte sinds 9 oktober 2021 is opgenomen en sinds december 2021 in bepaalde periodes last heeft van psychotische symptomen. Het ontbreekt haar aan ziekte-inzicht en kan zij haar psychotische kwetsbaarheid niet accepteren. Ook neemt zij niet altijd haar medicatie in.
De reclassering adviseert oplegging van TBS met voorwaarden. Zij adviseert als voorwaarden onder meer medewerking aan een time-out, een klinisch behandeltraject, gevolg door ambulante behandeling en mogelijk begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarbij adviseert zij het verplicht meewerken aan het innemen van medicijnen als voorwaarde op te leggen.
De rechtbank overweegt al het voorgaande overziend het volgende.
Op grond van de rapportages en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank overtuigd geraakt van de noodzaak dat de verdachte een langdurige bij de stoornis passende behandeling en begeleiding met medicatie moet krijgen om het recidiverisico voldoende in te perken. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat deze behandeling in een forensisch kader zal plaatsvinden nu een civielrechtelijk kader hiervoor onvoldoende mogelijkheden biedt. Een zorgmachtiging kan in beginsel maar voor een periode van zes maanden worden afgegeven en het is onvoldoende zeker of de zorgmachtiging na een deze periode zal worden verlengd.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de tbs-maatregel. Bij de verdachte bestond ten tijde van het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een psychotische stoornis. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De rechtbank stelt vast dat de stoornis zonder behandeling een zodanig gevaar voor de algemene veiligheid van personen vormt dat dit de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden vereist.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan aan de verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Niet gemaximeerde TBS
De maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat, in het geval alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege wordt gegeven, de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, indien zij niet zo snel mogelijk aan haar behandeling kan beginnen. Daarom zal de rechtbank in overeenstemming met artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte voor het bewezene
nietstrafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling daaraan de volgende voorwaarden;
dat de terbeschikkinggestelde:
1. zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. meewerkt aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt in:
  • de terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • de terbeschikkinggestelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de veroordeelde vast te stellen;
  • de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken;
  • de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • de terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat,
zonder toestemming van de reclassering;
5. zich laat opnemen in FPA de Boog of een soortgelijke zorginstelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start bij aanvang van de TBS met voorwaarden. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. zich na klinische opname laat behandelen door een nader te bepalen (forensische) instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. indien dit na de klinische opname noodzakelijk blijkt, in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
8. geen contact heeft of zoekt, op geen enkele wijze - direct of indirect - met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te Leiden, zolang de reclassering dit verbod nodig vindt;
9. de reclassering inzicht geeft in haar sociaal netwerk, inclusief digitaal- en/of sociaal
verkeer;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de terbeschikkinggestelde;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. van Hees, voorzitter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
mr. S.E. Postema, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Ferwerda, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juni 2022.