ECLI:NL:RBDHA:2022:5699
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.J.M. Schonkeren, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was genomen op 21 april 2022, met als reden dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
Tijdens de zitting op 20 mei 2022, waar de zaak samen met een andere zaak (NL22.7121) werd behandeld, is verzoeker niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J.J.M. van Gils. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, onder verwijzing naar de uitspraak in de andere zaak, waarin het beroep van verzoeker werd behandeld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 mei 2022 door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De bekendmaking van het proces-verbaal vond plaats op 8 juni 2022.