ECLI:NL:RBDHA:2022:5686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/4350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor verblijf bij moeder op basis van jongvolwassenenbeleid en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een jongvolwassene uit Suriname, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had de aanvraag ingediend met het doel om bij zijn moeder in Nederland te verblijven. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op 29 januari 2021, omdat er volgens hem geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn moeder, hetgeen vereist is voor een beschermenswaardig familie- of gezinsleven onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij in Suriname aan zijn lot wordt overgelaten en dat zijn moeder hem kan steunen. Hij heeft psychische problemen en heeft verklaard dat hij meer dan gebruikelijke steun zoekt bij zijn moeder en stiefvader. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor het vertrek van zijn moeder naar Nederland in 2019 met haar in gezinsverband heeft samengeleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op het adres van zijn vader woonde en dat de overgelegde verklaringen van familieleden niet voldoende objectief waren om de afhankelijkheidsrelatie te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, en dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Eiser is ook niet gevolgd in zijn stelling dat de hoorplicht is geschonden, aangezien de staatssecretaris op basis van de ingediende stukken kon concluderen dat de gronden van bezwaar niet tot een ander oordeel konden leiden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4350

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit Suriname, eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een mvv [1] van eiser met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij moeder’ afgewezen.
Bij besluit van 25 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 op zitting behandeld. Referente was aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder was aanwezig de partner van referente.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1998 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Hij wil verblijf bij zijn moeder, referente, in Nederland. In Suriname wordt hij door niemand verzorgd en wordt hij aan zijn lot overgelaten. Zijn moeder zou hem daarentegen wel kunnen steunen en zij staat altijd voor hem klaar.
2. Verweerder heeft de mvv-aanvraag afgewezen, omdat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referente. Daardoor is geen sprake van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Na de echtscheiding tussen referente en zijn vader stond eiser op het adres van zijn vader ingeschreven in Suriname, maar feitelijk verbleef hij bij referente. Toen referente in 2019 naar Nederland vertrok is het bergafwaarts met eiser gegaan. Hij heeft psychische problemen maar krijgt hiervoor geen steun van zijn vader. Hij wordt in Suriname aan zijn lot overgelaten en zoekt meer dan de gebruikelijke steun bij zijn moeder en stiefvader, die wel altijd voor hem klaarstaan. Ter ondersteuning hiervan heeft eiser een verklaring van zijn vader, zus en tante en een verklaring van de politie overgelegd. Volgens eiser is dan ook sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hem en referente. Tot slot had eiser moeten worden gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Niet in geschil is dat eiser als jongvolwassene kan worden aangemerkt. De vraag ligt voor of eiser voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid. [3]
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor het vertrek van referente naar Nederland in 2019, met haar in gezinsverband heeft samengeleefd. Daartoe is van belang dat uit het dossier blijkt dat de vader in 2018 tot voogd van eiser is benoemd en dat referente de voogdij heeft gekregen over de twee zussen van eiser. Verder blijkt dat de vader van eiser op een ander adres woonachtig was dan referente. Uit de bij de mvv aanvraag opgestuurde stukken blijkt ook dat eiser op het adres van zijn vader woonachtig is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook kunnen concluderen dat eiser voor het vertrek van referente uit Suriname bij zijn vader woonde en dus niet met referente in gezinsverband samenleefde. De overgelegde verklaring van de zus van referente, de zus van eiser en van zijn vader zijn onvoldoende om tot een andere conclusie te komen nu zij niet afkomstig zijn uit objectieve bron.
4.2.
Gelet op het voorgaande voldoet eiser niet aan de voorwaarden van het jongvolwassenbeleid. De volgende vraag die dan voorligt, is of tussen eiser en referente, als meerderjarigen, sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Dit wordt aangenomen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties). [4]
4.3.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat daarvan niet is gebleken. Dat referente zich ernstig zorgen maakt over eiser, hetgeen begrijpelijk is, en dat hij haar dagelijks belt, is onvoldoende om te spreken van een afhankelijkheidsrelatie die de normale banden tussen een ouder en meerderjarig kind overstijgt. Dat eiser in het verleden een zelfmoordpoging zou hebben gedaan, zou worden mishandeld door zijn vader en wordt verwaarloosd, is niet met objectieve stukken onderbouwd. Daarbij is van belang dat van meerderjarige kinderen in beginsel verwacht mag worden dat zij zich zelfstandig kunnen staande houden en dat niet is gebleken dat eiser zich, voor zover hij afhankelijk is van (medische/psychische) zorg, niet tot andere personen/instanties dan zijn vader kan wenden. Niet is gebleken dat hij die zorg niet in Suriname niet zou kunnen krijgen.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiser mogen afwijzen, omdat geen sprake is van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen referente en eiser.
5. Tot slot wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van de gronden van het bezwaar van eiser, mocht verweerder afzien van het horen van eiser.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
4.Zie paragraaf B7/3.8.1 van de Vc 2000.