ECLI:NL:RBDHA:2022:5684
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning en intrekking op grond van mensenhandel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 11 november 2021 de verblijfsvergunning van verzoeker had ingetrokken op grond van de Verblijfsregeling Mensenhandel, met terugwerkende kracht per 29 maart 2021. Tevens was de aanvraag van verzoeker tot wijziging van het verblijfsdoel afgewezen. Het bestreden besluit van 31 december 2021 verklaarde het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing definitief is.