ECLI:NL:RBDHA:2022:5681
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. van Nooijen
- R.W. Craanen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.F. Sang-Ajang, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel medische behandeling. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen in een besluit van 25 november 2020. Het bezwaar dat verzoeker tegen dit primaire besluit had ingediend, werd op 1 juli 2021 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat, aangezien er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was, het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.