ECLI:NL:RBDHA:2022:5681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/3972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.F. Sang-Ajang, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel medische behandeling. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen in een besluit van 25 november 2020. Het bezwaar dat verzoeker tegen dit primaire besluit had ingediend, werd op 1 juli 2021 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat, aangezien er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was, het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3972

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 mei 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: J.F. Sang-Ajang),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2020 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘medische behandeling’, afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag [1] heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 mei 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer AWB 21/4095.