ECLI:NL:RBDHA:2022:5679
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van arbeid in loondienst voor Turkse werknemer met verblijfsgat
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor wijziging van haar verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd naar de beperking 'arbeid in loondienst'. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van artikel 6, eerste lid, eerste gedachtestreepje van Besluit 1/80, dat vereist dat een Turkse werknemer één jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever heeft gewerkt op basis van een onbetwist verblijfsrecht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een verblijfsgat van acht dagen, waardoor de eiseres niet aan deze voorwaarde voldeed. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag af te wijzen, omdat de eiseres niet in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning na de afloop van haar eerdere vergunning op 23 september 2020. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op het arrest Sevince, omdat haar arbeid na de afloop van de verblijfsvergunning niet als legale arbeid kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.