ECLI:NL:RBDHA:2022:5659
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van WestInvest Gesellschaft für Investmentfonds mbH tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning die volgens haar van rechtswege was verleend. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn van artikel 3.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) begint te lopen op de dag na de ontvangst van de aanvraag, en niet op de dag van ontvangst zoals eiseres stelde. De rechtbank concludeerde dat de beslistermijn tijdig was verlengd door verweerder, waardoor er geen vergunning van rechtswege was ontstaan. Het beroep van eiseres werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Eiseres had op 23 juli 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het transformeren van kantoorruimte naar hotelkamers in Den Haag. De beslistermijn was op 17 september 2021 verlengd, en eiseres had op 27 oktober 2021 verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank stelde vast dat de beslistermijn op 24 juli 2021 was aangevangen en op 17 september 2021 was geëindigd. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiseres prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van het niet tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt de interpretatie van de aanvang van de beslistermijn in het bestuursrecht en de noodzaak voor partijen om tijdig de benodigde gegevens aan te leveren om een aanvraag te kunnen beoordelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft geen dwangsom vastgesteld, aangezien het beroep niet-ontvankelijk was.