ECLI:NL:RBDHA:2022:5652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
9204236 / EJ VERZ 21-83434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijslevering in arbeidsconflict

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en werkgever. De werknemer, aangeduid als verzoeker tevens verweerder, had een verzoek ingediend tegen de werkgever, aangeduid als verweerder tevens verzoeker, met betrekking tot een ontslag op staande voet. De werkgever had gesteld dat er een dringende reden was voor het ontslag, welke door de werknemer betwist werd. De kantonrechter heeft in een eerdere tussenbeschikking van 27 juli 2021 de werknemer toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling van de werkgever dat hij op 4 maart 2021 in de bedrijfsauto van de werkgever met volledig ontbloot onderlichaam had gezeten en dat hij aan een getuige had gevraagd om zijn geslachtsdeel vast te houden.

Tijdens het getuigenverhoor heeft de getuige, mevrouw [getuige], verklaard dat zij de werknemer in de bedrijfsauto heeft gezien en dat hij haar vroeg om zijn geslachtsdeel vast te houden. De kantonrechter heeft de verklaring van de getuige als geloofwaardig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de werknemer er niet in is geslaagd om het bewijs van de werkgever te ontzenuwen. De kantonrechter oordeelde dat de stelling van de werkgever als bewezen diende te worden aangemerkt, wat een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde. De verzoeken van de werknemer om een billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding zijn afgewezen, evenals de verzoeken van de werkgever om verklaringen voor recht, omdat deze geen afzonderlijk belang hadden.

De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken op 8 februari 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
PF
Zaaknr.: 9204236/ EJ VERZ 21-83434
Uitspraakdatum: 8 februari 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker tevens verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
tegen
[verweerder tevens verzoeker],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. L.P. Quist.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker tevens verweerder] ” en “ [verweerder tevens verzoeker] ”.

1.Verdere procesverloop

Na de tussenbeschikking van 27 juli 2021 heeft op verzoek van [verzoeker tevens verweerder] op 5 november 2021 een getuigenverhoor plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is op gemaakt. Vervolgens heeft de gemachtigde van [verzoeker tevens verweerder] een conclusie na enquête ingediend, waarop door de gemachtigde van [verweerder tevens verzoeker] door middel van een conclusie na enquête is gereageerd.

2.Verdere beoordeling

2.1 Bij tussenbeschikking van 27 juli 2021 is [verzoeker tevens verweerder] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van de voorshands bewezen stelling dat hij op 4 maart 2021 met volledig ontbloot onderlichaam in de bedrijfsauto van [verweerder tevens verzoeker] heeft gezeten, dat een mevrouw dit heeft gezien en dat hij aan deze vrouw heeft gevraagd om zijn geslachtsdeel vast te houden.
2.2 Als getuigen zijn gehoord mevrouw [getuige] en [verzoeker tevens verweerder] zelf.
2.3 Naar het oordeel van de kantonrechter is [verzoeker tevens verweerder] er niet in geslaagd om de voorshands bewezen stelling in voldoende mate te ontzenuwen. De kantonrechter licht dat als volgt toe.
2.4 Zoals al in de tussenbeschikking is overwogen heeft [verzoeker tevens verweerder] bevestigd dat hij op 4 maart 2021 op de [straatnaam] in [plaats] is geweest. Hij heeft de bedrijfsauto van [verweerder tevens verzoeker] daar toen in de middag na zijn werk geparkeerd. [verzoeker tevens verweerder] heeft dit als getuige nogmaals bevestigd.
2.5 Mevrouw [getuige] heeft als getuige bevestigd dat zij op 4 maart 2021 om ongeveer 16.00 uur een bedrijfsauto van [verweerder tevens verzoeker] op de [straatnaam] heeft zien staan. Deze waarneming stemt dus in zoverre overeen met de verklaring van [verzoeker tevens verweerder] zelf.
2.6 Voor de waardering van de getuigenverklaring van mevrouw [getuige] acht de kantonrechter het niet van voldoende belang op welke wijze de bedrijfsauto stond geparkeerd: in het parkeervak, gedeeltelijk in het parkeervak met twee wielen op de stoep of buiten het parkeervlak. Evenmin acht de kantonrechter van voldoende belang op welk moment volgens mevrouw [getuige] de bestuurder van de auto het raam zou hebben opengedraaid. Dit zijn beide details die de verklaring over de waarneming van de gebeurtenis waar het om draait niet anders maken.
Vaststaat dat de auto er stond en dat [verzoeker tevens verweerder] deze daar heeft geparkeerd.
2.7 Mevrouw [getuige] heeft vervolgens als getuige bevestigd dat zij naar de auto is gelopen, dat de jongeman in de auto heeft gezegd ‘lieverd wil je mijn piemel vasthouden’ en dat zij heeft gezien dat hij ‘stijver dan stijf’ was. De kantonrechter heeft geen enkele aanleiding om aan (de geloofwaardigheid van) deze verklaring te twijfelen. De betwisting van [verzoeker tevens verweerder] zelf is daarvoor onvoldoende. Welke reden zou mevrouw [getuige] hebben gehad om dit valselijk te verklaren? Zij heeft dit verklaard destijds in het telefoongesprek dat zij kort na het voorval met de heer [naam] heeft gevoerd, zij heeft het herhaald bij haar aangifte bij de politie en ook nogmaals bevestigd als getuige. Gesteld noch gebleken is dat zij enige band met partijen heeft, die haar aanleiding zou kunnen geven anders dan de waarheid te verklaren.
De omstandigheid dat [verzoeker tevens verweerder] als betrokkene iets anders heeft verklaard, is voor de kantonrechter onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van mevrouw [getuige] . Op geen enkele wijze is gebleken dat iemand anders de bestuurder van de bedrijfsauto is geweest.
2.8 De kantonrechter acht evenmin van voldoende belang dat mevrouw [getuige] niet heeft verklaard dat zij op het bovenbeen van de jongeman in de auto een moedervlek heeft gezien. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dat namelijk niet dat haar verklaring dat de bestuurder een geslachtsdeel had dat ‘stijver dan stijf’ was en dat hij heeft gevraagd ‘lieverd wil je mijn piemel vasthouden’ onjuist of ongeloofwaardig is. Het één sluit namelijk het ander niet uit.
2.9 Hetzelfde geldt voor de verklaring van mevrouw [getuige] dat zij (ten tijde van het getuigenverhoor) last had van staar. Er is zoals [verweerder tevens verzoeker] terecht heeft aangevoerd onvoldoende reden om te twijfelen aan haar verklaring en waarneming op 4 maart 2021.
2.10 Al met al hecht de kantonrechter meer waarde aan de verklaring van mevrouw [getuige] over het hetgeen zich heeft voorgedaan dan aan de betwisting hiervan door [verzoeker tevens verweerder] .
2.11 [verzoeker tevens verweerder] heeft gelet op het voorgaande geen tegenbewijs geleverd. Zoals in de tussenbeschikking al is overwogen levert de bewezen geachte stelling van [verweerder tevens verzoeker] een dringende reden op voor het ontslag op staande voet. Tevens is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker tevens verweerder] . [verzoeker tevens verweerder] kan in het verlengde van deze oordelen geen aanspraak maken op de door hem verzochte billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en evenmin op de transitievergoeding. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
2.12 In de tussenbeschikking van 27 juli 2021 heeft de kantonrechter al één en ander overwogen ten aanzien van het (voorwaardelijk) tegenverzoek. De kantonrechter ziet geen aanleiding hierop terug te komen. Ter beoordeling staan daarom nog slechts open de door [verweerder tevens verzoeker] verzochte verklaringen voor recht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verweerder tevens verzoeker] geen (afzonderlijk) belang bij deze verklaringen voor recht, gelet op de overwegingen en beslissingen in de zaak van het verzoek. Zij zullen daarom worden afgewezen.
2.13 De conclusie is dat het verzoek en het tegenverzoek wordt afgewezen. Gelet hierop zal de kantonrechter de proceskosten in die zin compenseren dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
- wijst de verzoeken af;
- compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. P.M. Frinking en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2022.