Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1 juni 2011 niet aangenomen dat eiser bij uitzetting naar Somalië een reëel risico zou lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Nu is dat wel het geval. Het besluit van 1 juni 2011 is daarom niet in overeenstemming met eisers werkelijke situatie. De rechtbank is bevoegd om te controleren of het besluit van 1 juni 2011 in overeenstemming is met de Terugkeerrichtlijn, [3] ook al staat het besluit in rechte vast. [4]
Daarbij komt dat het reeds in rechte vaststaat dat een terugkeerbesluit is uitgevaardigd en dat het inreisverbod rechtmatig is opgelegd. Over de rechtmatigheid van zowel het terugkeerbesluit als het inreisverbod heeft deze rechtbank in de eerste en de tweede uitspraak beslist. [5] Gelet op de rechtszekerheid van de bij het geschil betrokken partijen en de efficiënte en finale geschilbeslechting past het in beginsel niet dat beroepsgronden die in de eerdere uitspraak zijn verworpen nadien opnieuw worden beoordeeld. Daarmee zou immers het gezag van de eerdere uitspraak op dit punt worden miskend. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het eerder gegeven oordeel over de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit en het inreisverbod. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021 (zie voetnoot 4) maakt het voorgaande niet anders, omdat het in die uitspraak, samengevat, gaat om de vraag of de maatregel van bewaring – in die zaak het bestreden besluit – kan worden gebaseerd op het terugkeerbesluit dat in rechte vaststaat. Die situatie verschilt van de onderhavige. Ook de omstandigheid dat geen toepassing kan en zal worden gegeven aan gedwongen terugkeer van eiser naar het land van herkomst, omdat dit in strijd is met het beginsel van non-refoulement ingevolge artikel 3 van het EVRM, is niet in strijd met het nuttig effect van de Terugkeerrichtlijn. [6]
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.