In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2022 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2000. De crisismaatregel was eerder opgelegd op 23 mei 2022 en was noodzakelijk om ernstig nadeel, zoals levensgevaar en ernstige psychische schade, te voorkomen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar vader, en medische professionals. De betrokkene heeft aangegeven dat zij liever naar huis wil, maar ook begrijpt dat haar huidige situatie niet veilig is. De arts en de aios hebben verklaard dat er geen noodzaak is voor voortzetting van de crisismaatregel, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. Daarom is de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, met een geldigheidsduur van drie weken. De beschikking is gegeven door rechter M. Dam, bijgestaan door griffier D. Debets, en is uitgesproken ter openbare zitting.