ECLI:NL:RBDHA:2022:5603
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening om tijdelijke omgevingsvergunning voor sanitaire voorzieningen
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda, dat op 29 april 2022 een omgevingsvergunning had verleend voor het tijdelijk plaatsen van sanitaire voorzieningen aan de [adres] in [plaats]. Deze voorzieningen zijn bedoeld voor waterrecreatie en zijn gepland tot en met 15 oktober 2022. Verzoeker en andere omwonenden vreesden overlast van deze voorzieningen en stelden dat er geen spoedeisend belang was voor de plaatsing ervan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de omgevingsvergunning reeds in werking is getreden en dat de vergunninghouder de werkzaamheden op eigen risico kan uitvoeren. De rechter concludeert dat verzoeker geen spoedeisend belang kan ontlenen aan het voorkomen van de plaatsing, aangezien de sanitaire voorzieningen al zijn geplaatst. Verzoeker heeft zijn vrees voor overlast toegelicht, maar de voorzieningenrechter acht deze vrees niet voldoende onderbouwd. Het college heeft toegezegd dat er dagelijks toezicht zal zijn op de voorzieningen en dat deze alleen toegankelijk zijn voor waterrecreanten.
Uiteindelijk komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er geen sprake is van een spoedeisende situatie die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek wordt afgewezen, maar de voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen als de gevreesde overlast zich daadwerkelijk voordoet. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.