2.5.Op 22 januari 2021 heeft de rechter-commissaris van deze rechtbank op verzoek van [verzoekster] een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Daarbij zijn gehoord [verzoekster] zelf, haar echtgenoot, haar dochter, haar schoonzoon en ook een van de ambulancebroeders die [verzoekster] vanuit het hotel naar het ziekenhuis heeft vervoerd, de [Ambulancebroeder I] . Volgens het proces-verbaal hebben de verschillende getuigen – voor zover hier relevant – als volgt verklaard:
( i) [verzoekster] heeft als getuige verklaard:
“2. Ik liep op die bewuste dag met mijn dochter het hotel in om naar de balie te gaan. Mijn dochter liep naast, voor mij. Door de eerste deur heen ging alles goed. Maar bij de tweede deur stond er een mat op, en daar ben ik overheen gevallen. Ik weet niet waarom hij omhoog stond. Misschien is de mat opgewaaid, maar dat weet ik niet zeker. Het waaide die dag hard. Ik voelde de mat tegen mijn been, en toen viel ik. (…).
4. U vraagt mij of ik mij kan herinneren op welke hoogte ik de mat tegen mijn been voelde. Ik denk dat dat op enkelhoogte was, maar ik weet niet meer tegen welk been. Ik weet ook niet meer precies hoe ver mijn dochter voor mij liep. (…).
(…). Mr. Van Schoonhoven vraagt mij of ik heb kunnen zien dat de mat opstond. Nee, dat is niet het geval. Ik lette op de balie waar ik naar toe wilde. Dan let je niet op de grond.”
( ii) De echtgenoot van [verzoekster] heeft het volgende verklaard:
“2. (…). Ik bleef bij de auto om te kijken waar ik kon parkeren. (…). Toen ik naar binnen ging zag ik mijn vrouw voorover liggen. De mat lag dubbel, daar moest ik overheen stappen. (…). Ik weet niet hoe ver de mat dubbelgeklapt lag, of hoe de mat verder lag. (…).
3. Toen ik over de mat stapte, stapte er achter mij ook een oudere vrouw over de mat. Ik ken haar verder niet. Zij struikelde ook over de mat, maar viel niet, omdat ik haar net op tijd waarschuwde. (…).
4. Een van de ambulancebroeders struikelde ook zowat over de mat, maar viel niet. Die ambulancebroeder zei richting de receptie dat de mat weg moest, omdat er anders nog meer mensen zouden vallen.”
( iii) De dochter van [verzoekster] heeft verklaard:
“2. (…). Ik liep naast mijn moeder naar binnen. Bij de tweede deur van het hotel struikel ik maar ik heb mij nog op kunnen vangen, en op hetzelfde moment valt mijn moeder naast mij. Ik liep aan de linkerkant van mijn moeder. We liepen bijna naast elkaar. (…).
4. Toen ik bijna struikelde voelde ik de mat tegen mijn been aankomen, maar ik weet niet meer precies tegen welk been. Ik voelde de mat op de onderkant van mijn scheen komen. Ik heb niet gezien dat de mat tegen mijn scheen aankwam.
5. De mat lag nog dubbelgeklapt. Haar been lag nog op de mat, en haar voet zat er nog achter. Ik weet niet hoe ver de mat dubbelgeklapt lag. De mat lag tegen de schuifdeuren aan. De schuifdeuren gingen open en dicht en waren dus in werking. (…).
6. (…). Toen de broeder naar buiten ging struikelde hij ook bijna over de mat, want die lag dubbel. Toen hij naar buiten ging heeft hij tegen het hotel gezegd dat de mat weggehaald moest worden omdat hij geen zin had om die dag nog meer mensen op te halen. Het was gewoon te gevaarlijk.”
( iv) De schoonzoon van [verzoekster] heeft als getuige verklaard:
“2.(…). Ik zag dat mijn vrouw struikelde en bijna viel, en mijn schoonmoeder struikelde en daadwerkelijk viel. Ik weet niet meer precies wie er het eerst naar binnen liep. Ik liep een á anderhalve meter achter hen.
3. Ik keek vervolgens naar beneden naar de grond. Ik zag dat de mat opstond, ongeveer 10 centimeter. Dat kon je niet zien als de deuren dicht waren, vanwege het kozijn aan de onderkant van de schuifdeuren. (…).
6. U vraagt mij naar de mat. Die lag nog steeds dubbel. Een van de ambulancebroeders struikelde daar ook bijna over. (…). Ondertussen kwam er een oudere vrouw binnen, die ook bijna struikelde. De ambulancebroeder riep naar een personeelslid van het hotel dat die mat weg gehaald moest worden, omdat er anders meer ongelukken zouden gebeuren.
7. De mat lag nog steeds dubbel. De deur was ongeveer anderhalve meter breed. De mat lag tegen de deur aan, maar kon niet meer terug klappen omdat de mat ook voor een deel tegen de muur aan geklapt lag.
(…). mr. Ariëns houdt mij de eerste foto van productie 9 voor. Mr. Ariëns vraagt mij naar mijn verklaring dat de mat ook voor een deel tegen de muur lag, en waar de mat precies tegenaan lag. Ik wijs aan dat de mat ook voor een deel tegen de stijl van de deur aan de rechterkant op de foto lag. Dat is van binnenuit gekeken.”
( v) De [Ambulancebroeder I] , de ambulancebroeder, heeft tot slot verklaard:
“2. U vraagt mij wat ik nog kan vertellen van die dag. Dat is niet zoveel. Alles wat ik weet vertel ik aan de hand van mijn ritformulier. Uit de eerdere correspondentie weet ik dat er gesteld wordt dat wij over een mat gestruikeld zouden zijn. Daar heb ik geen herinnering aan. Ik weet ook niet of ik gezegd heb dat die mat weg moest.
3. Ik was die dag met een collega van het uitzendbureau aan het werk. (…). Ik heb hem verteld dat dit voorval speelde. Hij vertelde dat hij zich ook niet kon herinneren dat hij gestruikeld was.”