ECLI:NL:RBDHA:2022:5504
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Guinese nationaliteit op basis van ongeloofwaardige verklaringen over mishandeling en erfenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Guinese nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een zitting op 14 april 2022, waar de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen op basis van de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser over de oorzaak van zijn problemen in Guinee, die hij toeschrijft aan de verdeling van de erfenis van zijn overleden vader. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de eiser mishandeling en verwaarlozing heeft ervaren, hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze problemen voortvloeien uit de erfenis. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling en dat hij geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Guinee. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.