ECLI:NL:RBDHA:2022:5502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
NL22.5853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en terugkeerbesluit na vrijwillig vertrek naar Armenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Armeense nationaliteit, had op 19 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, welke door verweerder op 4 april 2022 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op 9 mei 2022 heeft hij vrijwillig zijn land van herkomst, Armenië, verlaten met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie. Verweerder stelde dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien hij zijn asielaanvraag had ingetrokken.

Tijdens de zitting op 11 mei 2022 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven niet op de hoogte te zijn van het vertrek van eiser en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het terugkeerbesluit, omdat hij inmiddels was teruggekeerd naar Armenië. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser geen beroepsgronden had ingediend tegen het opgelegde inreisverbod, waardoor dit aspect van het beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien verweerder niet verweten kon worden dat hij pas op de zitting op de hoogte was van het vertrek van eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5853

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Bondarev).

ProcesverloopBij besluit van 4 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 9 mei 2022 schriftelijk een reactie op het verweerschrift gegeven.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.5854, op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Armeense nationaliteit. Op 19 maart 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder heeft in het bestreden besluit aan eiser een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
3. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat eiser op 9 mei 2022 is teruggekeerd naar zijn land van herkomst Armenië, met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag, nu hij een verklaring heeft ondertekend waarin hij zijn asielaanvraag heeft ingetrokken.
4. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting meegedeeld niet op de hoogte te zijn van het vertrek van eiser. Zij heeft geen opdracht gekregen van eiser om het beroep in te trekken. Volgens eisers gemachtigde had het op de weg van verweerder gelegen om haar eerder, op 9 mei 2022, op de hoogte te stellen van het vertrek van eiser. Zij verzoekt om die reden verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij het door hem ingediende beroep. De rechtbank stelt vast dat eisers gemachtigde de terugkeer van eiser naar zijn land van herkomst en de intrekking van zijn asielaanvraag niet heeft weersproken. Gelet hierop heeft eiser geen belang bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de afwijzing van zijn asielaanvraag. Dit beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
6. Door de vrijwillige terugkeer naar Armenië heeft eiser voldaan aan het opgelegde terugkeerbesluit. Om die reden heeft eiser ook geen belang bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat zich richt tegen het terugkeerbesluit. Het beroep, voor zover dat betrekking heeft op het opgelegde terugkeerbesluit, is daarom eveneens niet-ontvankelijk.
7. Eiser heeft wél belang bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat zich richt tegen het hem opgelegde inreisverbod. De rechtbank stelt echter vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen dit inreisverbod zodat dit niet ter bespreking voorligt. Het beroep van eiser, voor zover dit zich richt tegen het inreisverbod, is dan ook ongegrond.
8. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de gemachtigde van eiser zich gefrustreerd voelt vanwege de omstandigheid dat zij pas op de zitting van het vertrek van eiser op de hoogte is geraakt, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Immers, dit kan verweerder niet worden verweten. Verweerder heeft ter zitting namelijk verklaard dat hij dit ook pas op de dag van de zitting heeft vernomen. Het had bovendien op de weg van eiser zelf gelegen om zijn gemachtigde op de hoogte te stellen van zijn vertrek.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag en tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.