ECLI:NL:RBDHA:2022:5478
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1923. De aanvraag was ingediend op 21 april 2022, en de rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden. De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, vertoonde gedrag dat leidde tot ernstig nadeel, waaronder dwalen en verhoogd valgevaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om zichzelf adequaat te redden en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft de medische verklaring van een arts in overweging genomen, waarin het dwalen van de cliënt werd beschreven, maar het ernstig lichamelijk letsel niet expliciet werd genoemd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het risico op ernstig lichamelijk letsel door het dwalen zonder gepaste kleding en rollator een evident risico vormt, vooral gezien de woonomstandigheden van de cliënt. De rechtbank heeft daarom het ernstig nadeel aangevuld met de constatering van het risico op ernstig lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de opname en het verblijf in een accommodatie noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de criteria voor verlening van de rechterlijke machtiging zijn vervuld. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 november 2022. De beschikking is gegeven door rechter H.C.L. Vreugdenhil, bijgestaan door griffier R. van Warners, en is uitgesproken ter openbare zitting.