ECLI:NL:RBDHA:2022:5467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/09/629505 / KG RK 22-602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na uitspraak voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

Op 20 mei 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich richtte tegen mr. G.P. Kleijn, de rechter die eerder een uitspraak had gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend na de uitspraak van 13 mei 2022, waarin het verzoek om een voorlopige voorziening was afgewezen. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat er geen zitting had plaatsgevonden en de beslissing zonder hoor en wederhoor was genomen.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. In dit geval was het verzoek tot wraking gedaan nadat de rechter al een einduitspraak had gedaan in de zaak van de verzoeker. De wet biedt geen mogelijkheid tot wraking na een einduitspraak. Hierdoor werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat het recht op een mondelinge behandeling in de wet is bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar dat dit in dit geval niet aan de orde was, gezien de eerdere uitspraak.

De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier, mr. I. Diephuis-Timmer, was aanwezig bij de uitspraak, die werd gedaan door de drie rechters in de wrakingskamer.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/30
zaak- /rekestnummer: C/09/629505 / KG RK 22-602
Beslissing van 20 mei 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. G.P. Kleijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
hierna te noemen: de belanghebbende.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 16 mei 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 22/2773. Deze zaak was aanhangig bij team bestuursrecht van deze rechtbank. Verzoeker heeft in deze zaak verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 13 mei 2022 is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is op grond van het bepaalde in artikel 8:83 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht gedaan zonder dat eerst een zitting heeft plaatsgevonden
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter kennelijk partijdig is, omdat zonder hoor en wederhoor, zonder zitting en zonder motivering waarin op de gronden van het verzoek om een voorlopige voorziening is ingegaan, een beslissing is gegeven.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het verzoek is gedaan nadat de rechter op het verzoek om een voorlopige voorziening uitspraak heeft gedaan. Daarmee is de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening voltooid. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de rechter.
  • de belanghebbende
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.