ECLI:NL:RBDHA:2022:546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
C/09/621392 / KG ZA 21-1149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nalatenschap en vruchtgebruik tussen erfgenamen en weduwe

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is er een geschil ontstaan tussen de erfgenamen van de heer [erflater] en zijn weduwe, [gedaagde]. De erfgenamen, bestaande uit de kinderen van [erflater], hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn in conflict met [gedaagde] over de verkoop van een woning die aan haar is gelegateerd met vruchtgebruik. De erfgenamen willen dat de woning, die leeg staat, wordt verkocht, terwijl [gedaagde] zich beroept op haar rechten uit het testament. De rechtbank heeft op 25 januari 2022 uitspraak gedaan, waarbij de vorderingen van de erfgenamen zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de erfgenamen niet bevoegd zijn om de woning te verkopen zonder medewerking van de vereffenaar, aangezien de nalatenschap nog niet is vereffend. Tevens werd overwogen dat de vorderingen van [gedaagde] in reconventie niet toewijsbaar zijn, omdat niet is vastgesteld dat de erfgenamen de vaststellingsovereenkomst niet mochten ontbinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de partijen hun eigen proceskosten moeten dragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/621392 / KG ZA 21-1149
Vonnis in kort geding van 25 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] te [woonplaats 1] ,

2.
[eiser 2]te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3]te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser 4]te [woonplaats 4] ,
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijk) reconventie,
advocaat mr. S.M. van Luijk te Utrecht,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats 5] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. P.M. Boite te Hendrik-Ido-Ambacht.
Eisers in conventie tevens verweerders in (voorwaardelijke) reconventie worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘ [eisers] ’ en ieder afzonderlijk als ‘ [eiser 1] ’, ‘ [eiser 2] ’, ‘ [eiser 3] ’ en ‘ [eiser 4] ”. Eisers in conventie tevens verweerders in (voorwaardelijke) reconventie sub 2, 3 en 4 worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de erfgenamen’. Gedaagde in conventie tevens eiseres in (voorwaardelijke) reconventie wordt hierna aangeduid als ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door [gedaagde] op voorhand overgelegde pleitnotitie, met producties;
- de akte houdende een eis in reconventie;
- de op 11 januari 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De erfgenamen zijn de kinderen van de heer [erflater] (hierna: ‘ [erflater] ’).
2.2.
[gedaagde] is op 30 juli 2007 gehuwd met [erflater] , na het sluiten van huwelijkse voorwaarden.
2.3.
[erflater] is op 17 september 2019 overleden.
2.4.
[erflater] heeft bij testament de erfgenamen tot zijn erfgenamen benoemd.
2.5.
Aan [gedaagde] heeft [erflater] legaten nagelaten. Hierover is in het testament het volgende opgenomen:
“(…)
V. EERSTE LEGAAT ECHTGENOTE
Ik legateer, ten laste van mijn gezamenlijke erfgenamen, aan mijn echtgenote:
a.
het vruchtgebruik van het woonhuis met aanbehoren, ondergrond, erf, tuin, weg, water en weiland, plaatselijk bekend[adres] ;[toevoeging voorzieningenrechter: deze woning wordt in het navolgende aangeduid als ‘de woning’]
(…)
b.
het vruchtgebruik van de inboedelgoederen van mijn nalatenschap.
De vordering uit het legaat is direct opeisbaar. (…)
(…)
Vruchtgebruikbepalingen
Met betrekking tot het recht van vruchtgebruik gelden de volgende bepalingen.
vestiging van het vruchtgebruik
Het vruchtgebruik moet zo spoedig mogelijk na mijn overlijden en uiterlijk zes maanden na mijn overlijden worden gevestigd.
beschrijving
De vruchtgebruiker is verplicht op verzoek van de hoofdgerechtigde zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk bij de vestiging van het vruchtgebruik, overeenkomstig de wettelijke voorschriften een beschrijving op te maken.
gebruik en vruchtgenot
De vruchtgebruiker heeft het recht om de goederen waarop het vruchtgebruik rust te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten zoals hierna is bepaald.
rente van schulden
De vruchtgebruiker is verplicht de rente van schulden die betrekking hebben op de goederen waarop het vruchtgebruik rust, voor zijn rekening te nemen.
zekerheidstelling
De vruchtgebruiker is vrijgesteld van de verplichting tot het stellen van zekerheid
beheer
De vruchtgebruiker is bevoegd tot alle handelingen die tot een goed beheer van de met het vruchtgebruik belaste goederen dienstig kunnen zijn.
vervreemding en bezwaring
De vruchtgebruiker is (zelfstandig) bevoegd de goederen waarop het vruchtgebruik rust te vervreemden (daaronder begrepen bezwaren).
zaaksvervanging en verteringsbevoegdheid
Op de goederen die in de plaats treden van de goederen waarover de vruchtgebruiker bevoegdelijk heeft beschikt, komt het vruchtgebruik eveneens te rusten.
De geldelijke opbrengst van deze goederen geldt in dit verband niet als een vervangend goed in het geval dat en voorzover dat de opbrengst niet binnen een half jaar na het beschikken over de goederen waarop het vruchtgebruik rustte, is gebruikt als koopprijs voor andere goederen die daarvoor in de plaats zijn getreden.
Het vruchtgebruik eindigt in dat geval door tijdsverloop ten aanzien van (dat deel van) de geldelijke opbrengst.
De vruchtgebruiker heeft niet het recht de goederen waarop het vruchtgebruik rust en de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen te verteren.
(…)
onderhoud, gewone lasten en herstellingen
(…)
De vruchtgebruiker is verplicht alle herstellingen te verrichten en alle lasten voor zijn rekening te nemen.
(…)
afgifte goederen
Na het eindigen van het recht van vruchtgebruik rust op de vruchtgebruiker of zijn rechtverkrijgende(n) de verplichting de goederen waarop het vruchtgebruik rust, dan wel datgene wat daarvoor in de plaats is gekomen, ter beschikking van de hoofdgerechtigde te stellen, voor zover de vruchtgebruiker of zijn rechtverkrijgende(n) niet bewijst dat die goederen verteerd of door toeval teniet zijn gegaan.
(…)
VII. TWEEDE LEGAAT ECHTGENOTE
Ik legateer, ten laste van mijn gezamenlijke erfgenamen, aan mijn echtgenote: het een/vierde onverdeeld aandeel in gemeenschap in de eigendom – of het beperkte recht – van het woonhuis met aanbehoren en toebehoren waarvan het vruchtgebruik hiervoor in dit testament onder “V. EERSTE LEGAAT ECHTGENOTE” aan mijn echtgenote is gelegateerd.
(…)
De vordering uit het legaat is direct opeisbaar.
(…)”
2.6.
De erfgenamen hebben de nalatenschap van [erflater] beneficiair aanvaard. Zij hebben [eiser 1] gevolmachtigd om hun belangen waar te nemen en hen te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de nalatenschap.
2.7.
Tot heden zijn de legaten niet aan [gedaagde] uitgekeerd en is de nalatenschap niet vereffend. Over de legaten is een conflict ontstaan tussen partijen.
2.8.
Op 2 juli 2020 heeft een zitting in een door [gedaagde] tegen (onder andere) gedaagden aanhangig gemaakt kort geding plaatsgevonden. Ter gelegenheid van deze zitting hebben partijen overeenstemming bereikt, die is neergelegd in een proces-verbaal. In dit proces-verbaal is onder meer het volgende opgenomen:
“1. [eiser 1] zal namens de erfgenamen de notaris verzoeken een concept akte op te stellen tot levering van het legaat vruchtgebruik van huis en inboedel en een akte tot overdracht van het 1/4 -deel van de woning aan [gedaagde] . Partijen zullen de daartoe noodzakelijke bescheiden op eerste verzoek aan de notaris verstrekken. Voorafgaand aan het opmaken van voormelde aktes zal de notaris een inboedelbeschrijving moeten (laten) opmaken, zodat de omvang van de inboedel waarop een vruchtgebruik wordt gevestigd duidelijk zal zijn. Ricky en [eiser 1] zullen desgewenst bij de opname van de inboedel aanwezig mogen zijn. De kosten van het opmaken van voormelde aktes komen ten laste van de nalatenschap. Dat zelfde geldt voor de inboedelbeschrijving. Partijen gaan er van uit dat een en ander door de notaris binnen twee maanden na heden moet zijn geregeld.”
Aan deze bepaling is geen uitvoering gegeven.
2.9.
In oktober 2020 zijn partijen in onderhandeling getreden met elkaar. Dit heeft geleid tot ondertekening van een vaststellingsovereenkomst op 22 april 2021 (hierna: de vaststellingovereenkomst). In deze vaststellingsovereenkomst zijn partijen voor zover nu relevant het volgende overeen gekomen:
“(…)
1.1.
[gedaagde] , [eiser 1] , alsmede hun advocaten zullen op 22 april 2021 de Woning, alsmede de Inboedelgoederen inspecteren en een proces-verbaal van oplevering opstellen, welk proces-verbaal alsBijlage IVaan deze vaststellingsovereenkomst zal worden gehecht. [eiser 1] en/of de Erfgenamen zullen uiterlijk 29 april 2021 aan [gedaagde] kenbaar maken of zij onderhavige overeenkomst al dan niet tot stand willen laten komen, dat wil zeggen dat de Erfgenamen (in twee termijnen ad € 75.000,--) een bedrag ad € 150.000,-- aan [gedaagde] zullen voldoen, terwijl [gedaagde] haar onverdeeld aandeel in de Woning, in de staat waarin die zich bevindt, aan de Erfgenamen levert en afstand doel van het recht van vruchtgebruik op de Woning en de Inboedelgoederen.
1.2.
Indien [eiser 1] en/of de Erfgenamen onderhavige overeenkomst tot stand willen laten komen, zal [gedaagde] de Woning uiterlijk 1 mei 2021 verlaten en leeg en ontruimd, behoudens de Inboedelgoederen, vrij van gebruik en gebruiksrechten, in de staat waarin de Woning zich op dat moment bevindt en behoorlijk schoongemaakt, zulks conform het d.d. 22 april 2021 te ondertekenen proces-verbaal van oplevering en onder afgifte van alle sleutels, aan [eiser 1] opleveren. Het staat [eiser 1] en de Erfgenamen vrij de Woning nadien te verkopen (aan een derde).
(…)
1.5.
Indien [gedaagde] niet uiterlijk 1 mei 2021 de Woning heeft verlaten, zal zij met ingang van 1 mei 2021 tot de dag waarop zij de Woning wél heeft verlaten alle vaste en variabele lasten van de Woning voldoen.
(…)”
De hiervoor bedoelde inspectie heeft plaatsgevonden en vervolgens hebben de erfgenamen op 29 april 2021 laten weten dat zij de overeenkomst niet gestand willen doen.
2.10.
[gedaagde] heeft de woning inmiddels verlaten en woont thans in een woning in Spijkenisse, die haar eigendom is.
2.11.
Bij dagvaarding van 28 juni 2021 heeft [gedaagde] een bodemprocedure bij team handel van deze rechtbank tegen [eiser 1] , in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen, en de erfgenamen, mede in hun hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] , aanhangig gemaakt (hierna: de bodemprocedure). [gedaagde] vordert in de bodemprocedure voor zover nu van belang primair dat de erfgenamen worden veroordeeld tot uitvoering c.q. nakoming van de vaststellingsovereenkomst en subsidiair dat zij worden veroordeeld tot afgifte van de legaten. In reconventie vorderen [eiser 1] en de erfgenamen dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de door de nalatenschap betaalde hypotheekrente betreffende de woning vanaf 17 maart 2020 totdat de woning zal zijn verkocht en verklaring voor recht dat het vruchtgebruik op de woning en de inboedelgoederen is komen te vervallen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderen, zakelijk weergegeven:
[eisers] overeenkomstig artikel 3:174 lid 1 BW te machtigen om alleen de opdracht tot verkoop van de woning te verstrekken aan een regionaal goed bekend staande makelaar van hun keuze en verder om (in samenspraak met de makelaar) alléén te beslissen over de te hanteren vraagprijs, laatprijs en oplevertermijn van de woning en over de overige inhoud en details van de koopovereenkomst, waarbij [gedaagde] alle sleutels en toegangs- en alarmcodes van de woning aan [eisers] moet afgeven;
[gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen om volledig en onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan het feitelijke verkooptraject met betrekking tot de woning, waaronder in ieder geval moet worden verstaan:
o (indien de vordering onder a wordt afgewezen) de gezamenlijke verstrekking van de opdracht aan een regionaal goed bekend staande makelaar, althans een door voorzieningenrechter te benoemen makelaar, om de verkoop van de woning ter hand te nemen;
o (indien de vordering onder a wordt afgewezen) het opvolgen van adviezen van de ingeschakelde makelaar over de te hanteren vraagprijs en de te hanteren laatprijs, uitgaande van de doelstelling om de woning binnen een periode van drie maanden nadat deze te koop wordt aangeboden te verkopen, alsmede het opvolgen van de adviezen van de makelaar over de verlaging van de vraag- en laatprijs, als verkoop binnen drie maanden is uitgebleven, wederom met de doelstelling om de woning alsnog binnen drie maanden na de prijsverlaging te verkopen, en zo verder;
o (indien de vordering onder a wordt afgewezen) het opvolgen van de adviezen van de ingeschakelde makelaar over de overeen te komen oplevertermijn en de overige inhoud en details van de koopovereenkomst;
o het ongehinderd toegang verschaffen aan de makelaar en geïnteresseerde potentiële kopers voor zover gevraagde toegang verband houdt met de beoogde verkoop van de woning;
o het verkoopklaar maken, schoonmaken en schoon houden van de woning, alsmede het uitvoeren van noodzakelijk onderhoud;
o het zich onthouden van handelingen die de verkoop tegenwerken;
o het zich voegen naar overige adviezen van de makelaar voor zover partijen van mening verschillen en dit in redelijkheid van [gedaagde] verwacht mag worden;
[gedaagde] op straffe van een dwangsom te gebieden, voor het geval zij weigert haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de (schriftelijke) koopovereenkomst en/of de daarna plaats te vinden levering van de woning aan de koper, de daartoe strekkende koopovereenkomst en alle overige voor deze verkoop noodzakelijke stukken te ondertekenen en op de alsdan te bepalen datum van overdracht van de woning aan de koper, medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woning aan de koper;
voor het geval [gedaagde] nalatig blijft om medewerking te verlenen aan het onder c gevorderde, te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in een wettige vorm opgemaakte akte van degen die tot de (rechts)handeling gehouden is en te bepalen dat dit vonnis in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden;
[gedaagde] te gebieden twee weken voor de levering van de woning aan een derde, de woning te ontruimen, ontruimd te houden en te verlaten, met medeneming van de nog van [gedaagde] in de woning aanwezige zaken en alle personen die daar verblijven, met afgifte van alle sleutels en toegangs- en alarmcodes van de woning aan de makelaar, met machtiging van [eisers] om de ontruiming zo nodig zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie als [gedaagde] hier niet tijdig aan voldoet, althans op straffe van verbeurte van een dwangsom;
[gedaagde] op straffe van een dwangsom te gebieden volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de afwikkeling van de hypotheek, waarbij de erfgenamen en [gedaagde] ieder 25% van de overwaarde toekomt;
te bepalen dat [gedaagde] met ingang van 17 maart 2020, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, de vaste lasten van de woning van € 3.997,23 aan [eisers] dient te voldoen, totdat de woning is geleverd aan een derde;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voeren [eisers] – samengevat – het volgende aan. [eisers] zien zich genoodzaakt dit kort geding te voeren, omdat [gedaagde] weigert mee te werken aan verkoop van de woning, terwijl die woning leeg staat, waarschijnlijk al sinds mei 2021, en verpaupert. [gedaagde] wil alleen meewerken aan de verkoop van de woning als de legaten aan haar worden afgegeven. Dit terwijl de vraag of die legaten nog wel moeten worden afgegeven, onderwerp van discussie is in de bodemprocedure. Juist daarom hebben [eisers] voorgesteld de (te verwachten) overwaarde van de verkoop van de woning in depot te laten bij de notaris, maar ook dat weigert [gedaagde] . [eisers] hebben [gedaagde] de keuze gegeven: of het vruchtgebruik op de woning en de inboedelgoederen wordt alsnog gevestigd (hoewel dit volgens [eisers] thans eigenlijk niet meer mogelijk is), maar dan moet [gedaagde] ook alle lasten van de woning betalen en het onderhoud verrichten, of zij draagt de sleutels van de woning over aan [eisers] zodat zij voor verkoop zorg kunnen dragen. [gedaagde] heeft vervolgens bericht akkoord te gaan met verkoop van de woning, maar alleen als [eisers] onherroepelijk en onvoorwaardelijk met [gedaagde] overeenkomen dat verkoop van de woning niets afdoet aan de rechten van [gedaagde] . Dat zou volgens [gedaagde] onder meer betekenen dat deze wijze van verkoop wordt gezien als een ‘bevoegdelijk beschikken’ door [gedaagde] als bedoeld in het testament, zodat nadien een vruchtgebruik wordt gevestigd op de verkoopopbrengst en/of een met die verkoopopbrengst aangekocht vervangend goed. Als [eisers] hiermee niet akkoord gaan, zou [gedaagde] het voortouw willen nemen bij verkoop van de woning. Bij beide opties rept [gedaagde] niet over betaling van al betaalde en nog te betalen hypotheekrente en te betalen (onderhouds)kosten. [eisers] konden hiermee dan ook niet instemmen. Gevolg is dat de nalatenschap – om executie van de woning te voorkomen – de lasten van de woning betaalt, terwijl de woning staat te verpauperen en de erfgenamen daar niets aan kunnen doen, omdat zij de woning niet in kunnen.
3.3.
[eisers] stellen verder dat [gedaagde] zich sinds het overlijden van [erflater] heeft gedragen als vruchtgebruiker en dat zij tot medio mei 2021 in de woning heeft gewoond. Aangezien [erflater] op 17 september 2019 is overleden, het vruchtgebruik uiterlijk zes maanden na zijn overlijden had moeten worden gevestigd en de vruchtgebruiker verplicht is de schulden die betrekking hebben op de goederen waarop het vruchtgebruik rust voor zijn rekening te nemen, moet [gedaagde] met ingang van 17 maart 2020 de hypotheekrente van de ten behoeve van de voor de woning aangegane schulden voldoen.
3.4.
[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert, zakelijk weergegeven:
­
primair:
[eisers] te veroordelen tot uitvoering c.q. nakoming van de vaststellingsovereenkomst, hetgeen met zich brengt dat de erfgenamen veroordeeld worden om aan [gedaagde] € 150.000,= te betalen, waarvan € 75.000,= moet worden betaald binnen drie dagen na vertrek van [gedaagde] uit de woning en/of afgifte van de sleutels aan [eiser 1] en waarvan € 75.000,= moet worden betaald wanneer de woning door de erfgenamen is verkocht en geleverd aan een derde, maar uiterlijk op 1 mei 2022, met veroordeling van de erfgenamen tot het betalen van de wettelijke rente voor niet handelstransacties over € 75.000,= vanaf 1 mei 2021 tot en met de dag van algehele voldoening, terwijl [gedaagde] aan de erfgenamen zal afgeven de kleding van [erflater] , een vulpen en twee aanstekers;
­
subsidiair:
voorwaardelijk, voor zover [eisers] in conventie ontvankelijk zijn, de erfgenamen te veroordelen tot het afgeven van de legaten aan [gedaagde] , te weten:
o het legaat met betrekking tot een/vierde onverdeeld aandeel in gemeenschap in de eigendom van de woning;
o het legaat met betrekking tot het vruchtgebruik van drie/vierde van de woning;
o het legaat met betrekking tot het vruchtgebruik van de inboedelgoederem;
en mitsdien de erfgenamen te veroordelen om het een/vierde onverdeeld aandeel in gemeenschap in de eigendom van de woning aan [gedaagde] te leveren en het vruchtgebruik van drie/vierde van de woning van (notarieel) te vestigen, althans hun medewerking te verlenen aan het verlijden van de transportakte en voor zover de voorzieningenrechter dat noodzakelijk acht de erfgenamen te veroordelen om hun volledige medewerking te verlenen aan de beschrijving van de inboedel door een door de voorzieningenrechter aan te wijzen gerechtsdeurwaarder of notaris, bij welke inboedelbeschrijving [eiser 1] en [eiser 4] aanwezig zullen zijn en welke inboedelbeschrijving moet geschieden binnen twee weken na dit vonnis, bij gebreke waarvan [gedaagde] door de voorzieningenrechter gemachtigd wordt eigenhandig een inboedelbeschrijving op te laten stellen op grond van artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek;
alles met hoofdelijke veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
3.6.
Daartoe voert [gedaagde] – samengevat – het volgende aan. Het stond de erfgenamen niet vrij de vaststellingsovereenkomst te ontbinden en zij dienen deze alsnog na te komen. Uit de vaststellingsovereenkomst en de voorafgaande correspondentie blijkt duidelijk dat de eventuele ontbinding verband houdt met de inspectie van de woning. [eisers] stellen nu dat zij de vaststellingsovereenkomst niet nakomen, omdat bepaalde goederen ontbreken. [gedaagde] betwist dat dat het geval is. Elk bewijs dat er bepaalde goederen zijn verdwenen ontbreekt. Subsidiair wil [gedaagde] dat de legaten alsnog aan haar worden afgegeven.
3.7.
[eisers] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
Ontvankelijkheid
4.1.
[gedaagde] voert als meest verstrekkende verweer aan dat [eisers] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Zij stelt daartoe dat de erfgenamen de erfenis van [erflater] beneficiair hebben aanvaard en dat de erfgenamen niet bevoegd zijn zonder medewerking van de vereffenaar of machtiging van de kantonrechter over de erfenis te beschikken. Dit brengt, aldus [gedaagde] , met zich dat alleen de vereffenaar gerechtigd is namens de erfgenamen een gerechtelijke procedure aanhangig te maken. Uit de omschrijving van de eisende partijen in de dagvaarding noch uit het lichaam van de dagvaarding blijkt echter dat de erfgenamen hun vorderingen instellen in hun hoedanigheid van vereffenaar. Ten aanzien van [eiser 1] geldt dat niet blijkt dat hij procedeert op basis van een volmacht, zodat ook voor hem geldt dat hij niet-ontvankelijk is.
4.2.
De voorzieningenrechter zal dit verweer van [gedaagde] passeren. Het is voor partijen duidelijk welke hoedanigheid [eisers] momenteel ten opzichte van de nalatenschap en [gedaagde] hebben (namelijk die van vereffenaar-erfgenaam / gemachtigde). [gedaagde] wordt op geen enkele wijze in haar belangen geschaad door de omstandigheid dat uit de omschrijving van [eisers] in de dagvaarding niet blijkt dat zij de vorderingen instellen in hun hoedanigheid van vereffenaar en gemachtigde. Er bestaat dan ook geen aanleiding om [eisers] niet in hun vorderingen te ontvangen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat de vorderingen van [eisers] – zoals uit het navolgende zal blijken – ook niet toewijsbaar zijn, onder andere omdat de nalatenschap van [erflater] zich nog in de vereffeningsfase bevindt, terwijl [eisers] thans verdeling van die nalatenschap beogen te realiseren. De situatie dat [gedaagde] veroordeeld zal worden jegens [eisers] / de erfgenamen in persoon, terwijl zij bij een eventuele veroordeling alleen bevrijdend kan betalen aan de nalatenschap doet zich dan ook niet voor.
Verkoop woning
4.3.
De vordering van [eisers] met betrekking tot verkoop van de woning is een vordering gericht op verdeling van die woning. [eisers] leggen aan deze vordering ten grondslag dat van de erfgenamen niet verlangd kan worden dat zij nog langer in een onverdeelde gemeenschap blijven met [gedaagde] . Van een onverdeelde gemeenschap in de door hen bedoelde zin is echter (nog) geen sprake. Het legaat ten aanzien van het ¼ eigendom van de woning is nog niet aan [gedaagde] afgegeven, zodat zij de mede-eigendom van die woning nog niet heeft verkregen. Alleen dit staat al aan toewijzing van de vordering ten aanzien van de verkoop van de woning in de weg. Daar komt bij dat de nalatenschap van [erflater] door de erfgenamen beneficiair is aanvaard en dus met inachtneming van de wettelijke bepalingen vereffend moet worden. Die vereffening is nog niet voltooid, zodat ook daarom verdeling van de woning nog niet aan de orde kan zijn. Ook dat staat aan toewijzing van de vorderingen met betrekking tot de verkoop van de woning in de weg.
4.4.
Het door [eisers] gestelde spoedeisend belang bij verkoop van de woning maakt het vorenstaande niet anders. Dat spoedeisend belang is met name gelegen in de gestelde waardevermindering van de woning, alsmede de omstandigheid dat de aan die woning verbonden lasten doorlopen. Mede gezien de omstandigheden dat er reeds een bodemprocedure over de afwikkeling van de nalatenschap aanhangig is en dat beide partijen hebben aangegeven met elkaar in gesprek te willen over de woning, vormt dit gestelde spoedeisend belang onvoldoende grond om – ondanks hetgeen onder 4.3 is overwogen – tot het treffen van een ordemaatregel ten aanzien van de verkoop van de woning over te gaan. Hierbij is ook in aanmerking genomen dat toewijzing van het gevorderde mogelijk onomkeerbare gevolgen zal hebben.
4.5.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige stelling van partijen over de vordering strekkende tot verkoop van de woning geen verdere bespreking. Volledigheidshalve overweegt de voorzieningenrechter in dit verband nog wel als volgt. Anders dan [eisers] menen, kan uit hetgeen in dit kort geding naar voren is gebracht niet worden afgeleid dat het (alleen) aan [gedaagde] te wijten is dat de legaten nog niet aan haar zijn afgegeven. Dit lijkt grotendeels veroorzaakt te worden door het tussen partijen ontstane conflict, waarin beide partijen hun aandeel hebben. Dit conflict had overigens grotendeels betrekking op de inboedel en de beschrijving daarvan en stond dan ook niet in de weg aan, in elk geval, de afgifte van de legaten betreffende het vruchtgebruik van de woning en het ¼ aandeel in de eigendom van de woning, waartoe de erfgenamen gehouden waren. In het licht daarvan is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook maar zeer de vraag of een bodemrechter [eisers] zal volgen in hun standpunt dat afgifte van de legaten aan [gedaagde] thans niet meer mogelijk is, als gevolg van het verlopen van (testamentaire / wettelijke termijnen). Vast staat wel dat er nu een situatie is ontstaan waarin partijen elkaar in hun greep houden, hetgeen niet bijdraagt aan een oplossing van het geschil en het loskomen van elkaar, terwijl de kosten voor de woning blijven doorlopen en de woning mogelijk in waarde afneemt. Daarbij is niemand gebaat. Partijen zouden er goed aan doen om nogmaals te trachten in onderling overleg overeenstemming te bereiken, waarbij zij goede acht dienen te slaan op de feitelijke eigendomsverhouding, de wensen die [erflater] in zijn testament heeft neergelegd en de rechten die partijen dientengevolge over en weer hebben.
Vaste lasten van de woning
4.6.
De vordering strekkende tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de hypotheeklasten is een geldvordering. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar als met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten is dat de bodemrechter haar zal toewijzen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Verder moet in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken te worden.
4.7.
Op grond van het testament is [gedaagde] gehouden de aan de woning verbonden hypothecaire lasten te voldoen, zodra het legaat van het vruchtgebruik van de woning aan haar is afgegeven. Daarvan is nog geen sprake. Zij is thans evenmin (gedeeltelijk) eigenaar van de woning. Op grond hiervan is [gedaagde] derhalve niet gehouden enige bijdrage aan de hypotheeklasten te voldoen. Dit neemt niet weg dat [gedaagde] ook na het overlijden van [erflater] geruime tijd in de woning heeft gewoond. Op grond hiervan zou zij gehouden kunnen zijn enige (gebruikers)vergoeding te voldoen. Of dat het geval is en in welke mate, is binnen het bestek van dit kort geding niet vast te stellen. [eisers] hebben daarover ook niets gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of en in hoeverre [gedaagde] een gebruikersvergoeding zou moeten betalen, moet ook worden betrokken de omstandigheid dat [gedaagde] ingevolge het testament degene is die gerechtigd is tot verkoop van de woning over te gaan, dat zij zich al geruime tijd op het standpunt stelt dat zij de woning ook wil verkopen (omdat zij de daaraan verbonden lasten zelf niet kan dragen), maar dat zij daartoe nog niet de mogelijkheid had omdat het legaat met betrekking tot het vruchtgebruik van de woning niet aan haar was afgegeven. Naar de vraag in welke mate deze aspecten invloed moeten hebben op de door [gedaagde] eventueel te betalen gebruikersvergoeding zal nader onderzoek gedaan moet worden. Binnen het bestek van dit kort geding is in elk geval niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid te verwachten dat en in welke omvang een bodemrechter de vordering van [eisers] op dit punt zou toewijzen. Daar komt ook bij dat onvoldoende is gebleken van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
in reconventie
4.8.
De vorderingen in reconventie zijn dezelfde vorderingen als [gedaagde] in de bodemprocedure heeft ingesteld. Deze vorderingen zijn in dit kort geding slechts toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter ook tot een toewijzing zal komen. Daarvan is geen sprake. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.9.
Ten aanzien van de primaire vordering geldt dat vastgesteld zal moeten worden of [eisers] op grond van de vaststellingsovereenkomst wel of niet de bevoegdheid hadden om de overeenkomst niet tot stand te laten komen. Partijen twisten over de bedoeling die zij op dit punt hadden bij het aangaan van de overeenkomst. Voor de vraag wie hierover het gelijk aan zijn of haar zijde heeft, is nader onderzoek nodig. Daarvoor leent een kort geding zich niet. Voorshands is in elk geval niet met zodanige mate van waarschijnlijkheid vast te stellen dat [eisers] geen gebruik mochten maken van de mogelijkheid om de overeenkomst niet tot stand te laten komen, dat vooruitlopend hierop in kort geding de vordering te nakoming van de vaststellingovereenkomst toewijsbaar is. Hierop strandt de primaire vordering van [gedaagde] .
4.10.
Ook ten aanzien van de subsidiaire vordering geldt dat binnen het bestek van dit kort geding niet kan worden vastgesteld dat een bodemrechter zal oordelen dat de legaten aan [gedaagde] moeten worden afgegeven, te minder gezien het in de bodemprocedure door [gedaagde] primair ingenomen standpunt dat de erfgenamen de vaststellingsovereenkomst moeten nakomen. Dit primaire standpunt in de reeds aanhangige bodemprocedure staat in de weg aan toewijzing van de subsidiaire vordering in dit kort geding.
In conventie en in reconventie
In de familierechtelijke aard van dit geding, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2022.
idt