ECLI:NL:RBDHA:2022:5438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 7 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1994. De officier van justitie had op 4 maart 2022 een verzoek ingediend tot voortzetting van de eerder op 3 maart 2022 opgelegde crisismaatregel, ingevolge artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege COVID-19 maatregelen, werd de betrokkene niet gehoord, aangezien zij niet in staat was tot communicatie. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er geen sprake was van een 'novum' en dat de voortzetting van de crisismaatregel niet gerechtvaardigd was, omdat de toestand van de betrokkene niet verbeterd was en er geen nieuwe feiten waren die een voortzetting rechtvaardigden.
De rechtbank oordeelde echter dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De betrokkene vertoonde een katatone toestand en was niet in staat tot zelfzorg, wat leidde tot de noodzaak van verplichte zorg. De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstige nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De rechtbank verleende daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 28 maart 2022.
De beschikking werd gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier M.L. Regales, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 maart 2022. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.