ECLI:NL:RBDHA:2022:5436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
C/09/627487 / FA RK 22-2099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2022 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een man, geboren in 1975 in Iran, die lijdt aan schizofrenie. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 1 april 2022 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een psychiater, een woonbegeleider en zijn zus. De betrokkene betwistte de diagnose en voerde aan dat hij sinds het stoppen met medicatie zich beter voelde. De psychiater en woonbegeleider gaven echter aan dat de betrokkene zich terugtrok en psychotische symptomen vertoonde na het stoppen met medicatie. De rechtbank concludeerde dat er ernstig nadeel was voor de betrokkene en dat verplichte zorg noodzakelijk was om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, tot en met 20 juli 2022, en wees het meer of anders verzochte af. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/627487 / FA RK 22-2099
Datum beschikking: 20 april 2022

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] Iran,
wonende te Den Haag,
advocaat: mr. H.P.J. van der Eerden te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 april 2022, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 21 maart 2022 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 18 maart 2022;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 1 april 2022;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 april 2022 in het gebouw van de rechtbank.
Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door de [tolk]
- mr. J.I. Echteld, waarnemend voor zijn advocaat;
- de [psychiater 2] ;
- de [woonbegeleider]
- de [zus] en haar man.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is aangevoerd dat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke criteria. Betrokkene betwist de diagnose. Daarom is een second opinion door hem aangevraagd en het onderzoek daarvoor vindt op 11 mei aanstaande plaats. Ook is er geen sprake van ernstig nadeel dat voort zou komen uit een psychiatrische stoornis, aldus betrokkene. Hij gebruikt sinds vijf maanden geen medicatie en hij voelt zich door de dokter onder druk gezet om dat wel te doen. Hij verschilt met de dokter over wat er met hem aan de hand is. Daarbij komt, dat wat hij zegt verkeerd wordt uitgelegd en dat komt door een verschil in communicatiestijlen. Als voorbeeld noemt hij, dat voor hem zijn tatoeages de verhalen uitbeelden die zij vertellen. Dat betekent niet, dat hij zegt of denkt dat zijn tatoeages tot hem spreken. De dokter snapt dat niet. De meeste gesprekken met de behandelaars vinden bovendien plaats zonder tolk. Dat leidt ook tot miscommunicatie. Betrokkene is van mening dat sinds hij gestopt is met zijn medicatie het beter met hem gaat. Er is geen sprake van een toenemende psychose of een psychotisch toestandsbeeld. Integendeel. Zonder medicatie is hij energieker en meer in contact met mensen om zich heen. Ook eet hij nu goed. Groot probleem vormt nog wel zijn rug en hij weet dat hij meer moet bewegen. Dat lukt nog niet altijd. Betrokkene verzoekt primair om de zorgmachtiging af te wijzen. Subsidiair verzoekt hij om de zorgmachtiging voor een korte duur af te geven, met het oog op de binnenkort te verwachten uitslag van de second opinion. De zorgvormen “insluiten” en “het opnemen in een accommodatie” moeten niet in de zorgmachtiging worden opgenomen omdat die beslist niet noodzakelijk zijn.
De psychiater heeft naar voren gebracht dat zij betrokkene inmiddels één jaar kent en meemaakte dat hij goed stabiel functioneerde terwijl hij behandeld werd met medicatie. In deze periode is vaak gesproken over het moeten innemen van medicatie, omdat betrokkene er last van had. Gekeken is of omzetting naar andere medicatie zou kunnen helpen. Afgelopen najaar heeft betrokkene zelf besloten om te stoppen met zijn medicatie en dit heeft ertoe geleid dat hij zich meer en meer ging terugtrekken op zijn kamer. Daarnaast was er sprake van veel psychotische belevingen, waarbij hij denkt dat er bepaalde stoffen in zijn lichaam zitten en dat zijn tatoeages tegen hem praten. Ook zijn eetpatroon veranderde waardoor hij flink is afgevallen. Het contact met zijn behandelaars en met de woonbegeleiding ging ook steeds moeizamer verlopen. De psychiater onderschrijft zonder aarzeling de diagnose en is van mening dat het herstarten van de behandeling met medicatie positief effect zal hebben op het toestandsbeeld van betrokkene.
De woonbegeleider heeft naar voren gebracht dat het ook na de wisseling van de medicatie goed ging met betrokkene, maar dat hij sinds oktober/november jl. is gestopt met zijn medicatie. Er is toen gezien dat hij zich terug ging trekken op zijn kamer en niks meer at maar alleen maar sinaasappelsap dronk. De zelfzorg werd ook minder en er was sprake van een toename van dreiging/agressie in de woonvorm. De woonbegeleiding wil hem blijven ondersteunen met zijn hulpvragen en het wonen, maar kunnen hem niet begeleiden met zijn geestelijke en persoonlijke verzorging.
De zus van betrokkene heeft naar voren gebracht dat het beter met betrokkene gaat sinds hij gestopt is met de antipsychotica. Door het gebruik van antipsychotica is betrokkene begonnen met op de grond te slapen en kreeg hij last van stuiptrekkingen. Betrokkene is een lieve persoon die geen gevaar vormt voor anderen, aldus de zus van betrokkene. Hij heeft wel hulp nodig.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft, mede ook gelet op de bevestiging hiervan ter zitting, geen enkele reden gehoord of gelezen om hierover anders te oordelen.
Deze stoornis leidt, en anders dan de advocaat heeft betoogd, tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is immers gebleken dat betrokkene een tijdlang gestopt is met normaal te eten, zich terugtrekt op zijn kamer, psychotische belevingen heeft van waaruit hij handelt en in contact met medepatiënten of behandelaren geagiteerd en verbaal dreigend over komt. Ook verzorgt hij zich zelf slecht. Daarnaast heeft hij aangegeven dat hij last heeft van stemmen die dreigende dingen tegen hem zeggen.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene in november 2021 volledig is gestopt met het innemen van zijn medicatie. Ook is het behandelcontact met zijn behandelaars zodanig verslechterd dat er geen tot nauwelijks behandelcontact was. Hij onttrekt zich steeds meer aan zorg, raakt meer ontregeld en het ernstig nadeel neemt daardoor toe. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg zonder meer noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het blijven meewerken aan de voorgeschreven ambulante behandeling.
Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Betrokkene heeft een second opinion gevraagd over zijn diagnose. De rechtbank zal, gelet op de binnenkort te verwachten uitkomst hiervan, de machtiging voor de duur van drie maanden verlenen. Bij de beslissing over een eventuele opvolgende machtiging kan dan naar verwachting rekening worden gehouden met dit resultaat.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het blijven meewerken aan de voorgeschreven ambulante behandeling;
en daarnaast ook de volgende maatregelen indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 juli 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door M.L. Regales als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 mei 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.