ECLI:NL:RBDHA:2022:5430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
C/09/628004 / KG RK 22-445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter-plaatsvervanger in civiele procedure met verplichte advocaatstelling

Op 22 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich zonder advocaat had gepresenteerd in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. L. Voetelink, rechter-plaatsvervanger, en werd ingediend in een zaak waarin de verzoeker verplicht was zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het niet door een advocaat was ingediend, wat in strijd is met de wettelijke vereisten voor dergelijke procedures. Bovendien werd vastgesteld dat, zelfs als het verzoek inhoudelijk zou zijn beoordeeld, het niet toewijsbaar zou zijn geweest. De verzoeker had zijn wrakingsgrond gebaseerd op de beslissing van de rechter om de zitting door te laten gaan zonder dat hij een advocaat had. De rechtbank benadrukte dat wraking geen middel is om een rechterlijke beslissing aan te vechten en dat de motivering van de beslissing niet voldoende was om vooringenomenheid aan te tonen. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/17
zaak- /rekestnummer: C/09/628004 / KG RK 22-445
Beslissing van 22 april 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. L. Voetelink,
rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
de Publiekrechtelijke Rechtspersoon Koninklijke Bibliotheek,
gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de belanghebbende,
bijgestaan door mr. Chr.A. Alberdingk Thijm, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 17 maart 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de brief van verzoeker van 18 maart 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 09/596822 HA ZA 20-747 tussen verzoeker als eiser en de belanghebbende als gedaagde. In de hoofdzaak was aanvankelijk een mondelinge behandeling bepaald op 15 oktober 2021. Daags voor de zitting heeft de advocaat van verzoeker zich onttrokken. Om die reden is beslist dat op 15 oktober 2021 alleen de voortgang van de procedure zou worden besproken. Verzoeker is echter niet op die zitting verschenen. Vervolgens is de mondelinge behandeling van de hoofdzaak nader bepaald op 17 maart 2022. Kort voor de aanvang van die zitting heeft de advocaat van verzoeker zich opnieuw onttrokken. Uit het proces-verbaal van de zitting op 17 maart 2022 blijkt dat verzoeker zonder advocaat ter zitting is verschenen en dat hij om aanhouding van de zaak heeft gevraagd om een nieuwe advocaat te kunnen vinden. De rechter heeft beslist dat zij de zaak inhoudelijk wil behandelen, omdat het vanwege het tijdsverloop tot dat moment in strijd is met de goede procesorde om de zaak weer aan te houden en verzoeker nogmaals in de gelegenheid te stellen een nieuwe advocaat te vinden. De rechter heeft daarbij tevens toegelicht dat van de zitting proces-verbaal zal worden opgemaakt en dat een eventuele toekomstige advocaat van verzoeker kan vragen om een verdere inhoudelijke behandeling, waarna de rechter zal beslissen of en zo ja op welke wijze de zaak inhoudelijk verder wordt behandeld.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij het niet eerlijk vindt dat de zitting doorgaat zonder dat hij een advocaat bij zich heeft. Hij heeft meer advies nodig en moet door een advocaat worden bijgestaan.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking zonder advocaat ingediend. In de hoofdzaak moet verzoeker zich verplicht laten vertegenwoordigen door een advocaat (dit betekent dat schriftelijke stukken door een advocaat moeten worden ingediend, maar een partij mag wel zonder advocaat ter zitting verschijnen). In dergelijke zaken moet een wrakingsverzoek op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend door een advocaat. Als een wrakingsverzoek niet door een advocaat is ingediend, moet een verzoeker in beginsel in de gelegenheid worden gesteld dit gebrek te herstellen. Die herstelmogelijkheid wordt verzoeker in dit geval niet geboden, omdat hij daarbij geen belang heeft.
3.2.
Immers, ook als aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek zou worden toegekomen, zou het wrakingsverzoek niet toewijsbaar zijn. De wrakingsgrond is gericht tegen de beslissing van de rechter om de zitting doorgang te laten vinden. Verzoeker biedt in zijn brief van 18 maart 2022 (opnieuw) aan de rechter zijn excuses aan voor de “wraakactie” en schrijft dat het niets met haar te maken had maar met haar beslissing om de zitting zonder advocaat door te laten gaan. Hieruit blijkt dat hij tijd wil winnen, om alsnog gelegenheid te hebben zich door een advocaat bij te laten staan. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dit kan anders zijn, als de motivering van de tussenbeslissing zodanig gebrekkig is dat deze grond vormt voor wraking. Ook hierbij is uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier niet aan de orde. Uit dit alles volgt dat het wrakingsverzoek, ook als aan een inhoudelijke beoordeling toegekomen zou worden, niet tot toewijzing van het verzoek zou leiden.
3.3.
Vorenstaande leidt er toe dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het voorgaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de belanghebbende;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.