ECLI:NL:RBDHA:2022:5427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
21_1475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 12 januari 2021, waarbij haar WIA-uitkering per 12 maart 2021 was beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres per 24 juni 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat de beëindiging van de uitkering rechtvaardigde. Eiseres had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, die op 24 juni 2020 was omgezet naar een WGA-vervolguitkering. De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld. Eiseres had zich ziekgemeld met psychische en lichamelijke klachten, maar de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres voerde aan dat haar opleidingsniveau onjuist was vastgesteld, maar de rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige op basis van de beschikbare informatie het juiste niveau had vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beëindiging van de WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1475

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder de loongerelateerde Werkhervatting Gedeeltelijke Arbeidsgeschikten-uitkering (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 24 juni 2020 omgezet naar een WGA-vervolguitkering.
Bij besluit van 12 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft voorts de WIA-uitkering van eiseres per 12 maart 2021 beëindigd, omdat eiseres per 24 juni 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is te achten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft zich op 7 augustus 2017 vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld met psychische klachten. In verband hiermee is aan eiseres per 7 augustus 2017 een ZW-uitkering toegekend. Eiseres is op 15 maart 2019 bevallen van haar vijfde kind. Aan haar is over de periode van 14 februari tot 25 mei 2019 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg toegekend. Op 25 mei 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld per 15 maart 2019 met psychische klachten (post-natale depressie) en lichamelijke klachten (carpaal tunnelsyndroom, rugklachten en bekkenklachten). Per 27 mei 2019 is aan eiseres een ZW-uitkering toegekend op basis van 100% van het dagloon. Per 12 september 2019 is de ZW-uitkering verlaagd naar 70% van het dagloon. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar gegrond verklaard en de ZW-uitkering van eiseres onverminderd uitbetaald naar een dagloon van 100%. Bij besluit van 23 oktober 2019 heeft verweerder de ZW-uitkering per 17 november 2019 beëindigd in verband met het bereiken van 104 weken ziekteverzuim. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door eiseres ingetrokken.
2. Op 3 december 2019 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. In verband met deze aanvraag is eiseres op 3 januari 2020 op het spreekuur van de verzekeringsarts gezien. Daarbij heeft de verzekeringsarts eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 6 januari 2020 vermeld dat eiseres is uitgevallen wegens al langer bestaande psychische klachten, geduid als passend bij een depressieve stoornis, en dat dit speelt sinds de tweede zwangerschap. Daarnaast is sprake van fysieke klachten in de vorm van stuitje-, benen-, bekken- en handklachten. Eiseres ervaart moeite met de dagelijkse activiteiten, met haar aandacht vast te houden en te verdelen, met prikkels zoals drukte en zij ervaart energetische belemmeringen. Tevens ervaart zij moeite met lang zitten, (trap)lopen en tillen. Verder is er sprake van weinig activiteiten overdag. Zij wordt ondersteund door haar partner en familie in haar dagelijkse bezigheden.
De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres beperkt is ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen, duurbelastbaarheid, voor overwerk en voor avond- en nachtdiensten. Zij is daarom aangewezen op een voorspelbare werksituatie zonder veelvuldige storingen, afleidingen en deadlines. Ook is zij beperkt in conflicthantering en samenwerken waardoor zij aangewezen is op weinig tot geen rechtstreeks contact met klanten dan wel patiënten en ten aanzien van taken met grote eindverantwoordelijkheid. Tot slot is eiseres beperkt in zware lasten hanteren, langdurig lopen/staan/zitten en veelvuldig met toetsenbord en muis werken. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3. Aan de hand van deze FML heeft de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 23 januari 2020 eiseres geschikt geacht voor de functies wikkelaar (sbc-code: 267053), productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180) en medewerker intern transport (sbc-code: 111220). Met deze functies kan eiseres een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon een mate van arbeidsongeschiktheid oplevert van € 35,71%.
4. Bij besluit van 28 januari 2020 heeft verweerder, gelet op de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, aan eiseres per 17 november 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de WIA toegekend. In dit besluit is tevens vermeld dat eiseres deze uitkering tot en met 23 juni 2020 krijgt. Het hiertegen door eiseres op 9 maart 2020 gemaakte bezwaar is bij besluit van 12 januari 2021 ongegrond verklaard. Het beroep hiertegen is op 9 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit staat derhalve in rechte vast.
5. Bij besluit van 25 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de loongerelateerde WGA-uitkering per 24 juni 2020 omgezet naar een WGA-vervolguitkering.
6. Naar aanleiding van het op 6 mei 2020 tegen het besluit van 25 maart 2020 gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) onderzoek ingesteld. Deze arts heeft geconcludeerd dat de op 6 januari 2020 opgestelde FML ook geldend is per omslagdatum 24 juni 2020. Uit het onderzoek van de verzekeringsarts van 6 januari 2020 is niet gebleken dat de klachten van eiseres door of na de laatste zwangerschap wezenlijk gewijzigd zijn. Er is geen sprake van een nieuwe stoornis of diagnose. De mogelijkheden die de verzekeringsarts aanwezig heeft geacht zijn volgens de verzekeringsarts b&b een logisch gevolg van de medisch objectiveerbare vaststelling van haar onderzoek, inclusief de gegevens die al bekend waren uit de eerdere beoordelingen. Nu eiseres in bezwaar geen medische gegevens heeft overgelegd die haar bezwaren ondersteunen is er volgens de verzekeringsarts b&b geen reden om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts en geeft de opgestelde FML de mogelijkheden van eiseres juist weer.
7. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiseres geschikt geacht voor de functies stikster (sbc-code: 111160), medewerker soldering operator (sbc-code: 111180) en medewerker input diensten (sbc-code: 315140). Het loon dat eiseres met deze functies kan verdienen afgezet tegen het maatmanloon van eiseres levert een mate van arbeidsongeschiktheid op van 31,79%.
8. Bij besluit van 12 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 25 maart 2020 ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij voorts, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b, de WIA-uitkering van eiseres met een uitlooptermijn van twee maanden per 12 maart 2021 beëindigd, omdat eiseres per 24 juni 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is te achten.
9.1.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte het bestreden besluit heeft afgegeven. Zij had namelijk na telefonische gesprekken met verweerder medio juni 2020 het bezwaar van 6 mei 2020 gericht tegen het primaire besluit van 25 maart 2020 telefonisch ingetrokken. Nooit is door verweerder aan haar meegedeeld dat haar bezwaar van 6 mei 2020 nog immer van kracht was. De brieven die zij ontving omtrent het uitstel tot het nemen van de beslissing op bezwaar hadden uitsluitend betrekking op haar bezwaar van 9 maart 2020. Dat verweerder niettemin het bezwaar van 6 mei 2020 heeft behandeld, heeft tot gevolg dat haar WIA-uitkering nu is ingetrokken.
9.2.
Dit betoog slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Verweerder heeft betwist dat eiseres haar bezwaar van 6 mei 2020 heeft ingetrokken en heeft aangegeven dat in het dossier en het registratiesysteem geen melding is aangetroffen van het intrekken van het bezwaar. Daarnaast is tot kort voor het bestreden besluit een verdagingsbericht aan eiseres gezonden. De rechtbank heeft in het dossier ook geen aanknopingspunten gevonden dat eiseres haar bezwaar zou hebben ingetrokken. Uit het dossier volgt eerder het tegendeel. Immers, in de brieven van verweerder van 28 augustus 2020, 14 oktober 2020, 25 november 2020 en 30 december 2020, waarbij aan eiseres is meegedeeld dat de beslistermijn op het bezwaar wordt verlengd, is verwezen naar het bezwaarschrift van 6 mei 2020 en het besluit van 25 maart 2020 waartegen dat bezwaar was gericht. Op 22 oktober 2020 heeft ook nog een hoorzitting/medisch onderzoek plaats gevonden. In de uitnodiging is vermeld dat dit verband houdt met het bezwaar tegen de beslissing van 25 maart 2020. Daaruit kon eiseres opmaken dat het bezwaar nog immer liep en zij had bij elke brief contact kunnen opnemen met verweerder om mee te delen dat het bezwaar reeds was ingetrokken dan wel dat zij haar bezwaar wilde intrekken. Dat is niet gebeurd. De rechtbank concludeert daarom dat verweerder terecht op het bezwaar van 6 mei 2020 heeft beslist.
10.1.
Eiseres voert voorts aan dat aan haar ten onrechte een WIA-uitkering is toegekend, omdat zij per datum toekenning nog recht had op een Ziektewet uitkering.
10.2.
De rechtbank stelt vast verweerder bij besluit van 23 oktober 2019 de aan eiseres toegekende ZW-uitkering per 17 november 2019 heeft beëindigd. Dit besluit van verweerder staat in rechte vast. Dit betekent dat in deze WIA-procedure de beëindiging van de ZW-uitkering niet meer beoordeeld kan worden. Deze beroepsgrond van eiseres faalt.
11.1.
Eiseres stelt dat er geen hoorzitting is geweest. Er was alleen een van tevoren ingeplande afspraak tussen haar en de verzekeringsarts. Een hoorzitting zou volgens eiseres moeten bestaan uit meerdere partijen, waaronder bijvoorbeeld de arbeidsdeskundige.
11.2
Deze stelling slaagt niet. Gebleken is dat de hoorzitting bestond uit het houden van een (telefonisch) spreekuur door de verzekeringsarts b&b. Nu eiseres in bezwaar uitsluitend medisch gronden had aangevoerd, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen volstaan met dat spreekuur van de verzekeringsarts b&b.
12.1.
Eiseres voert voorts aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zij heeft er op gewezen dat het medisch onderzoek maar 3 minuten heeft geduurd en dat dit telefonisch heeft plaatsgevonden. Zij heeft nieuwe informatie “opgeleverd”, bijvoorbeeld de lopende afspraak bij de neuroloog, de afspraken bij de fysiotherapeut die weer opgestart gingen worden, de afspraken bij de psycholoog die weer werden opgestart en de handtherapeut waarbij een afspraak was ingepland. Ook heeft zij ook aangegeven dat de medicatie aanvankelijk was verhoogd, maar dat deze weer was afgebouwd vanwege de zwangerschap. Dit alles heeft zij in het gesprek met de verzekeringsarts b&b toegelicht, maar het voelde voor haar alsof zij niet aangehoord wilde worden en het gesprek werd binnen 3 à 4 minuten beëindigd, aldus eiseres.
12.2.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze arts heeft opgeschreven wat eiseres telefonisch aan hem heeft verteld. Daarbij zijn zowel de lichamelijke als psychische klachten aan de orde gekomen. Niet is gebleken dat onvoldoende aandacht is besteed aan de klachten van eiseres. Ook heeft de verzekeringsarts kennis genomen van het rapport van de verzekeringsarts waarin is opgenomen het standpunt van de behandelend sector. Voor de verzekeringsarts b&b was er geen reden om zelf nog informatie in te winnen bij de behandelend artsen, nu er ten tijde van zijn onderzoek geen sprake was van een lopende behandeling. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts b&b zorgvuldig is geweest.
13.1.
In het beroepschrift geeft eiseres aan dat zij niet te inhoudelijk wil ingaan op haar lichamelijke en geestelijke klachten, omdat die in de loop der jaren in meerdere documenten van verweerder ruimschoots zijn besproken. Zij heeft daarbij met name gewezen naar het rapport van de verzekeringsarts b&b waarin haar lichamelijke en geestelijke situatie zijn toegelicht.
13.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres daarmee geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tegen de medische beoordeling van de verzekeringsarts b&b. Er zijn geen medische gegevens overgelegd, die twijfel oproepen ten aanzien van de juistheid van de beoordeling door de verzekeringsarts b&b. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te concluderen dat haar beperkingen onjuist zouden zijn vastgesteld. Verweerder heeft de FML dan ook als uitgangspunt mogen nemen bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
14.1.
Eiseres voert aan dat de arbeidsdeskundige b&b ten onrechte haar opleidingsniveau heeft aangepast naar niveau 5. Haar opleidingsniveau was eerder door andere arbeidskundigen op niveau 3 vastgesteld. Dit was op basis van al haar diploma’s en werkervaring die zij had voordat zij zich ziekmeldde. Kennelijk heeft de arbeidsdeskundige b&b nieuwe informatie verzonnen om tot een wijziging van het opleidingsniveau te komen, aldus eiseres.
14.2.
De rechtbank overweegt dat eiseres op haar aanvraag van de WIA-uitkering heeft vermeld dat zij een diploma op MBO-4 niveau heeft behaald. Dit heeft zij ook vermeld op het zich in het dossier bevindende door eiseres opgestelde curriculum vitae. Volgens de Basisinformatie CBBS betekent dit dat voor eiseres het opleidingsniveau 5 geldt. De arbeidsdeskundige b&b heeft bij het duiden van de functies daarom uit mogen gaan van dit opleidingsniveau. Weliswaar was door eerdere arbeidsdeskundige(n) uitgegaan van niveau 3, maar dat was gezien het opleidingsniveau van eiseres onjuist. De arbeidskundige b&b was niet gehouden om van dat eerdere onjuist vastgestelde niveau uit te blijven gaan.
De rechtbank stelt vast dat alle de door de arbeidskundige geduide functies van opleidingsniveau 1 en 2 zijn, zodat deze binnen het opleidingsniveau van eiseres liggen. Zij merkt daarbij op dat, ook als wordt uitgegaan van het (onjuiste) opleidingsniveau 3, deze functies binnen het bereik van eiseres liggen. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres wat betreft het gevraagde opleidingsniveau in staat moet worden geacht de geduide functies te verrichten.
15. Uitgaande van de juistheid van de door verweerder vastgestelde beperkingen in de FML is de rechtbank van oordeel dat de geduide functies in medisch opzicht passend zijn te achten voor eiseres. De arbeidsdeskundige b&b heeft de signaleringen van een toelichting voorzien, waarbij overleg is geweest met de verzekeringsarts (b&b). Daarmee is in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiseres de werkzaamheden verbonden aan de functies kan verrichten, ondanks enkele overschrijdingen van de belastbaarheid. Omdat er in bezwaar enkel medische gronden zijn aangevoerd, heeft de arbeidsdeskundige b&b naar het oordeel van de rechtbank kunnen afzien van een persoonlijk onderhoud met eiseres.
16. Het vorenstaande betekent dat de WIA-uitkering van eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 24 juni 2020 is beëindigd.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.