ECLI:NL:RBDHA:2022:5380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
NL22.5324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken van gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 2 maart 2022, waarin hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateerde dat het beroepschrift van de eiser geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb. De eiser was op 4 april 2022 door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen vier weken, maar heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die het niet indienen van de gronden aan de eiser konden worden toegerekend.

Gelet op het ontbreken van de vereiste gronden, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5324

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb bevat het beroepschrift de gronden van beroep. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits eiser de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevat. De rechtbank heeft eiser bij brief van 4 april 2022 hierop gewezen en hem in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen vier weken na de verzending van de brief. Daarbij is eiser erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gronden niet binnen de gestelde termijn worden ingediend. Eiser heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Niet is gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb.
3. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.