ECLI:NL:RBDHA:2022:5378
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker op 27 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 19 oktober 2021 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft op 21 oktober 2021 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft op verzoek van de verweerder gereageerd en heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In deze zaak heeft verzoeker zijn aanvraag op 20 augustus 2020 ingediend, maar de staatssecretaris heeft deze niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft eerder, op 26 november 2020, het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris uiterlijk op 3 maart 2022 een beslissing moest nemen, wat ook is gebeurd. Verzoeker heeft de staatssecretaris prematuur in gebreke gesteld op 31 maart 2021. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.