ECLI:NL:RBDHA:2022:5378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
NL21.6406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker op 27 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 19 oktober 2021 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft op 21 oktober 2021 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft op verzoek van de verweerder gereageerd en heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In deze zaak heeft verzoeker zijn aanvraag op 20 augustus 2020 ingediend, maar de staatssecretaris heeft deze niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft eerder, op 26 november 2020, het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris uiterlijk op 3 maart 2022 een beslissing moest nemen, wat ook is gebeurd. Verzoeker heeft de staatssecretaris prematuur in gebreke gesteld op 31 maart 2021. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6406
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzoek ex artikel 8:75a van de Awb in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 27 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 19 oktober 2021 heeft verweerder de asielaanvraag ingewilligd.
Verzoeker heeft op 21 oktober 2021 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder hierop gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft zijn aanvraag op 20 augustus 2020 ingediend. Bij besluit van 30 oktober 2020 heeft verweerder deze niet in behandeling genomen. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 26 november 2020 [1] het door verzoeker daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Daarbij is - anders dan de gemachtigde van verzoeker stelt - geen beslistermijn bepaald. Uit artikel 42, zesde lid, Vreemdelingenwet 2000 volgt dat de termijn voor het beslissen op een asielaanvraag, nadat is onderzocht of de aanvraag op grond van de Dublinverordening mogelijk niet in behandeling wordt genomen, gaat lopen op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker is op 3 september 2021 in de nationale procedure opgenomen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 3 maart 2022 een beslissing moest nemen, wat verweerder ook heeft gedaan. Daarnaast heeft verzoeker verweerder prematuur, want al op 31 maart 2021, in gebreke gesteld. De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.NL20.19067