Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 26 juli 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 2 maart 2022 een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft verweerder op 17 maart 2022 de aanvraag van verzoeker alsnog ingewilligd. Na deze inwilliging heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan zijn aanvraag, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker verweerder veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bereid is de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 379,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, gezien het feit dat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder dan ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag van € 379,50.