ECLI:NL:RBDHA:2022:5370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
NL22.8721
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022, gaat het om een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser, geboren in 1976 en van Poolse nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 23 mei 2022 opgeheven, waarna eiser akkoord ging met schriftelijke afdoening van het beroep. De rechtbank heeft het onderzoek op 25 mei 2022 gesloten.

De rechtbank beperkt zich in haar beoordeling tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring is opgeheven. Dit houdt in dat moet worden vastgesteld of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was. Eiser stelt dat in het proces-verbaal van staandehouding niet is toegelicht waarom handboeien zijn gebruikt bij zijn overbrenging naar een verhoorplaats, wat volgens hem leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. De staatssecretaris erkent dat de vereiste toelichting ontbreekt, maar heeft een aanvullend proces-verbaal van bevindingen overgelegd waarin het gebruik van handboeien wordt onderbouwd.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 22 van de Ambtsinstructie handboeien mogen worden gebruikt als de feiten of omstandigheden dit rechtvaardigen. In dit geval blijkt uit het aanvullend proces-verbaal dat de handboeien zijn aangelegd vanwege een gevaar voor de veiligheid, gezien eiser's eerdere overtredingen van de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris met het overleggen van het aanvullend proces-verbaal voldoende heeft aangetoond dat het gebruik van handboeien gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8721

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 23 mei 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 20 mei 2022 heeft eiser de beroepsgronden ingediend. Op 24 mei 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 25 mei 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1976 en de Poolse nationaliteit te bezitten.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser voert aan dat in het proces-verbaal staandehouding/overbrenging/overdracht (model 105) ten onrechte niet is toegelicht waarom er handboeien zijn gebruikt bij de overbrenging van eiser naar een plaats bestemd voor verhoor. Dit is een gebrek dat dient te leiden tot onrechtmatigheid van de bewaring.
4. Verweerder erkent dat uit het genoemde proces-verbaal blijkt dat gebruik is gemaakt van handboeien, maar dat de toelichting als bedoeld in artikel 22 van de Ambtsinstructie [2] ontbreekt. Verweerder heeft om die reden een aanvullend proces-verbaal van bevindingen overgelegd, welke is opgevraagd bij de Avim. [3] Verweerder stelt hiermee te voldoen aan artikel 22 van de Ambtsinstructie.
5. Ingevolge artikel 22, eerste en tweede lid, van de Ambtsinstructie kan de ambtenaar een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd ten behoeve van het vervoer handboeien aanleggen als de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting. Ingevolge het derde lid kunnen de in het tweede lid bedoelde feiten of omstandigheden slechts gelegen zijn in de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, of de aard van het strafbare feit op grond waarvan de vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden, één en ander in samenhang met de wijze waarop en de situatie waarin het vervoer plaatsvindt.
6. In het proces-verbaal staandehouding/overbrenging/overdracht ontbreekt de vereiste toelichting waarom in eisers geval gebruik is gemaakt van handboeien. Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen blijkt echter dat de handboeien zijn aangelegd met het oog op gevaar voor de veiligheid. Na een identiteitsonderzoek in de politiesystemen bleek namelijk dat eiser meermaals de Wet Wapens en Munitie heeft overtreden. Verweerder heeft met het overleggen van het proces-verbaal van bevindingen het gebruik van de handboeien tijdens de overbrenging alsnog voldoende onderbouwd en daarmee voldaan aan artikel 22 van de Ambtsinstructie.
7. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
3.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.