Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een eiser, die als ongewenst vreemdeling was gesignaleerd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De eiser had tegen het besluit van 8 januari 2022, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd, beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 16 januari 2022 was opgeheven in verband met de uitzetting van de eiser. De beoordeling van de rechtbank beperkte zich tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was geweest. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten waren voor een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, gebaseerd op informatie verkregen uit een politiecontrole die enkele weken voor de staandehouding had plaatsgevonden. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat er geen proces-verbaal van de politiecontrole aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de informatie uit de politiecontrole voldoende actueel en concreet was om de staandehouding te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde verder dat de verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen minder dwingende maatregelen dan inbewaringstelling konden worden toegepast, gezien het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank wees ook de beroepsgrond van de eiser af dat zijn uitzetting in strijd was met een gemaakte afspraak over zelfstandig vertrek via het IOM. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.