ECLI:NL:RBDHA:2022:5369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
NL22.8577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Poolse nationaliteit hebbende, had tegen het besluit van 25 april 2022 beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De maatregel van bewaring werd op 11 mei 2022 opgeheven, waarna eiser akkoord ging met schriftelijke afdoening van het beroep. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld met betrekking tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven.

De rechtbank overwoog dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was. Eiser stelde dat hij als EU-onderdaan recht had op verblijf in Nederland en dat de maatregel onrechtmatig was. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser geen rechtmatig verblijf meer had in Nederland op basis van het Unierecht, zoals vastgesteld in een eerdere beschikking van 22 juli 2020. Eiser had zijn aanvraag op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet op 10 mei 2022 afgewezen gekregen, wat betekende dat hij geen rechtmatig verblijf kon ontlenen aan dit artikel.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet had onderbouwd waarom een lichter middel toegepast had moeten worden en dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom in dit geval niet voor een lichter middel was gekozen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8577

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Guman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 11 mei 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 13 mei 2022 heeft eiser de beroepsgronden ingediend. Op 18 mei 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 25 mei 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1979 en de Poolse nationaliteit te bezitten.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser stelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Eiser is een EU-onderdaan en doet daarbij een beroep op artikel 21 van het VWEU. [2] Tevens stelt eiser op grond van artikel 64 van de Vw in Nederland te mogen verblijven. Tot slot voert eiser aan dat een lichter middel kon worden toegepast.
4. Bij beschikking van 22 juli 2020 is vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland op grond van het Unierecht. Het enkele feit dat hij een EU-onderdaan is maakt dat niet anders. Eisers aanvraag op grond van artikel 64 van de Vw is op 10 mei 2022 afgewezen, wat betekent dat eiser geen rechtmatig verblijf kan ontlenen aan het voornoemde artikel.
5. Eiser onderbouwt op geen enkele wijze waarom een lichter middel toegepast had moeten worden. Verweerder heeft daarentegen in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom in eisers geval niet voor een lichter middel is gekozen.
6. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.