ECLI:NL:RBDHA:2022:5364
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- C.W. de Wit
- A.W. Spee
- Rechtspraak.nl
Herstel van zorgregeling tussen ouders van minderjarige na wijziging van omstandigheden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022, is een kort geding aanhangig gemaakt door de vader van een minderjarige, die samen met de moeder het gezag over het kind uitoefent. De vader vordert dat de moeder wordt veroordeeld tot medewerking aan de zorgregeling die eerder door de rechtbank is vastgesteld. Deze zorgregeling houdt in dat het kind eens per vier weken op zondag van 10 uur tot 18 uur bij de vader verblijft, onder begeleiding van een derde. De moeder heeft verweer gevoerd en stelt dat er sprake is van een gedragsverandering bij het kind, wat zou zijn veroorzaakt door mishandeling door de vader en zijn moeder. De vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat de zorgregeling moet worden nageleefd in het belang van het kind.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en komt tot de conclusie dat de zorgregeling moet worden hervat. De rechter oordeelt dat de moeder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de zorgregeling niet in het belang van het kind zou zijn. De voorzieningenrechter benadrukt dat het in het belang van het kind is dat er contact is met beide ouders, tenzij er overtuigend bewijs is dat dit niet meer in het belang van het kind is. De rechter heeft de moeder veroordeeld om de zorgregeling na te komen, maar heeft geen dwangsom aan deze veroordeling verbonden, in de veronderstelling dat de moeder de regeling zal respecteren. Tevens is er een aanbeveling gedaan voor beide ouders om samen in gesprek te gaan over eventuele problemen en professionele hulp in te schakelen indien nodig. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.