In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022, is een kort geding aanhangig gemaakt door de vader van de minderjarige [de minderjarige]. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof, vordert dat de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. D. Vurdelja, wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan een contactregeling die volgens hem is overeengekomen. De moeder oefent alleen het gezag over de minderjarige uit en er is een conflict ontstaan over het halen en brengen van de minderjarige, wat heeft geleid tot een periode waarin de vader de minderjarige niet heeft gezien.
Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en is er een regeling voorgesteld. De voorzieningenrechter heeft de zitting geschorst en na hervatting mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vader en de moeder samen de ouders zijn van de minderjarige en dat er een regeling moet komen voor het contact tussen de vader en de minderjarige. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de minderjarige bij de vader zal zijn, met een schema voor het halen en brengen dat door beide ouders moet worden nageleefd.
De voorzieningenrechter heeft geen dwangsom aan de regeling verbonden, omdat partijen in grote lijnen overeenstemming hebben bereikt. Tevens is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt in zowel de conventie als de reconventie. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.