ECLI:NL:RBDHA:2022:5360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
C/09/624486 / KG ZA 22-91
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling in kort geding tussen geregistreerde partners met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022, is een kort geding aan de orde waarin de vader en moeder, beiden geregistreerd partners en ouders van de minderjarige [de minderjarige], een zorgregeling wensen vast te stellen. De ouders hebben samen het gezag over hun kind, maar de relatie is in oktober 2021 op turbulente wijze geëindigd, met geweld en politie-inzet. Na een periode van veiligheidsafspraken bij Veilig Thuis, heeft de moeder in januari 2022 de zorgregeling eenzijdig stopgezet. De vader vordert in deze procedure dat de moeder wordt veroordeeld tot nakoming van de gemaakte afspraken, met een dwangsom voor het geval zij in gebreke blijft.

Tijdens de zitting zijn partijen het erover eens geworden dat de minderjarige om de week van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de vader zal zijn. Er is echter onenigheid over de doordeweekse omgang. De vader stelt voor dat de minderjarige om de week van woensdag 17:00 uur tot vrijdag 19:00 uur bij hem is, terwijl de moeder voorstelt dat dit van donderdag 12:30 uur tot vrijdag 19:00 uur is. De voorzieningenrechter heeft de zorgregeling uiteindelijk vastgesteld volgens het voorstel van de vader, waarbij de reistijd tussen de woonplaatsen van de ouders als aanvaardbaar wordt beschouwd.

De voorzieningenrechter heeft besloten dat, gezien de gedeeltelijke overeenstemming over de zorgregeling, het opleggen van een dwangsom niet nodig is en dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/624486 / KG ZA 22-91
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 17 maart 2022
in de zaak van
[de vader]te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat: mr. I.J. Pieters te Leiden,
tegen:
[de moeder]te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.
Aanwezig is mr. C.G. Meeder, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee, griffier.
Verschenen zijn:
- de vader in persoon, bijgestaan door mr. Pieters voornoemd;
- de moeder in persoon, bijgestaan door mr. Rijsdam voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat partijen geregistreerd partners zijn en ouders van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige] ). Partijen oefenen samen het gezag over [de minderjarige] uit.
1.2.
De relatie tussen partijen is in oktober 2021 op turbulente wijze geëindigd. Er is geweld gebruikt, de politie is betrokken geweest en de vader heeft een huisverbod opgelegd gekregen. Vervolgens hebben partijen in november 2021 bij Veilig Thuis veiligheidsafspraken gemaakt en afspraken over het contact tussen de vader en [de minderjarige] . Volgens deze afspraken zou [de minderjarige] ieder weekend van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de vader zijn. Op 28 januari 2022 heeft de moeder deze zorgregeling eenzijdig stopgezet.
1.3.
De vader vordert in deze procedure, uitvoerbaar bij voorraad, de moeder te veroordelen tot nakoming van de bij Veilig Thuis gemaakte afspraken betreffende de zorg over [de minderjarige] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere keer dat de moeder in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, en met machtiging aan de vader om dit vonnis ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
1.4.
De moeder voert verweer tegen het gevorderde.
1.5.
Ter zitting zijn partijen het erover eens geworden dat [de minderjarige] een weekend per twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de vader zal zijn. De voorzieningenrechter zal dienovereenkomstig beslissen. Partijen verschillen nog van mening over de doordeweekse omgang in de tussenliggende weken. De vader wil dat [de minderjarige] om de week van woensdag 17:00 uur tot vrijdag 19:00 uur bij hem zal zijn en de moeder wil dat [de minderjarige] om de week van donderdag 12:30 uur tot vrijdag 19:00 uur bij de vader zal zijn. Partijen hebben de voorzieningenrechter gevraagd hierover te beslissen.
1.6.
De voorzieningenrechter zal de zorgregeling vastleggen overeenkomstig het voorstel van de vader. Hiertoe is het volgende redengevend. Bij Veilig Thuis hebben partijen de afspraak gemaakt dat [de minderjarige] ieder weekend van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de vader zal zijn. Dat partijen deze regeling wensen aan te passen omdat de moeder graag ook weekenden met [de minderjarige] wil doorbrengen is begrijpelijk, maar de voorzieningenrechter vindt het belangrijk dat de hoeveelheid tijd die de vader met [de minderjarige] kan doorbrengen na wijziging van deze regeling ongeveer gelijk blijft. Er zijn onvoldoende omstandigheden gesteld die ertoe zouden moeten leiden dat de contacten tussen de vader en [de minderjarige] beperkt zouden moeten worden. De voorzieningenrechter gaat hierbij voorbij aan het bezwaar van de moeder dat het onrustig voor [de minderjarige] is als zij op woensdagmiddag naar de vader in [plaats 1] gaat, vervolgens op donderdagochtend naar de peuterspeelzaal in [plaats 2] gaat en daarna weer naar de vader in [plaats 1] gaat. Gelet op de geringe afstand tussen [plaats 2] en [plaats 1] acht de voorzieningenrechter de hiermee gepaard gaande reistijd aanvaardbaar voor [de minderjarige] .
1.7.
De vader heeft ter zitting te kennen gegeven dat, gelet op de gedeeltelijke overeenstemming over de zorgregeling, het opleggen van een dwangsom niet nodig is. De voorzieningenrechter beschouwt deze vordering daarom als ingetrokken.
1.8.
Omdat partijen samen de ouders zijn van [de minderjarige] , zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
bepaalt een zorgregeling waarbij [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • een weekend per twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur:
  • in de tussenliggende weken: van woensdag 17:00 uur tot vrijdag 19:00 uur;
2.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL
…………………………………. …………………………………
mr. A.W. Spee mr. C.G. Meeder