ECLI:NL:RBDHA:2022:5353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
C/09/617702 / HA ZA 21-821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot oproeping in vrijwaring door CMA CGM S.A. tegen gedaagden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft CMA CGM S.A., een containerrederij gevestigd in Marseille, Frankrijk, een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 82.816,14 en USD 29.499,84, alsook € 14.522,--. Deze vorderingen zijn gebaseerd op onbetaalde facturen met betrekking tot negen vervoersovereenkomsten. Daarnaast is er een geschil ontstaan over vier containers die na verscheping niet zijn afgeleverd, wat heeft geleid tot containerdemurrage en bijkomende kosten voor opslag en vernietiging.

In het incident tot oproeping in vrijwaring hebben de gedaagden verzocht om [persoon], handelend onder de naam [bedrijf], in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, indien de vorderingen van CMA CGM tegen de gedaagden worden toegewezen, er mogelijk een regresrecht bestaat op [persoon]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot oproeping in vrijwaring voldoende gemotiveerd is en heeft deze toegewezen.

De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten in het incident aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagden. Dit vonnis is uitgesproken op 19 januari 2022 door mr. M.H. Erich.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/617702 / HA ZA 21-821
Vonnis in incident van 19 januari 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar Frans recht
CMA CGM S.A.te Marseille (Frankrijk),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] [plaats 1] ,

gedaagde,
eiseres in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. W.E. Boonk te Rotterdam,
2.
[gedaagde 2]te [plaats 2] ,
gedaagde,
eiser in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. W.E. Boonk te Rotterdam,
3.
[gedaagde 3]te [plaats 1] ,
gedaagde,
eiser in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. W.E. Boonk te Rotterdam,
4.
BIODEAL B.V.te Maastricht,
gedaagde,
advocaat: mr. J.M. Wolfs te Maastricht.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna CMA CGM genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak sub 1, 2 en 3 zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden] en ieder afzonderlijk als [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Gedaagde sub 4 zal Biodeal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 30 juli 2021 met producties C1 – C15;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagden] ;
  • de akte tot referte in het vrijwaringsincident van CMA CGM.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald in het vrijwaringsincident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert CMA CGM – kortgezegd – gedaagden te veroordelen tot betaling van € 82.816,14 en [gedaagden] te veroordelen tot betaling van USD 29.499,84 en € 14.522,--.
2.2.
Hieraan legt CMA GCM (een containerrederij) ten grondslag dat gedaagden de facturen betreffende negen vervoersovereenkomsten onbetaald hebben gelaten en dat ten aanzien van één van de verschepingen (de verscheping met referentie [nummer] ) de vier containers na verscheping niet in ontvangst zijn genomen, maar op de kade zijn blijven staan, waardoor containerdemurrage verschuldigd is en kosten voor opslag en vernietiging zijn ontstaan.
2.3.
[gedaagden] vorderen in dit incident dat hen wordt toegestaan [persoon] , handelend onder de naam [bedrijf] in vrijwaring op te roepen.
2.4.
[gedaagden] stellen in dit verband dat zij, als de vorderingen van CMA CGM jegens hen, geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, een zelfstandig verhaalsrecht hebben op [persoon] . Zij voeren hiertoe aan dat [persoon] de opdrachtgever is van de verscheping met referentie met [nummer] .
2.5.
CMA CGM refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring in beginsel toewijsbaar is, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met een derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen, dit in een zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen vrijwaringszaak.
2.7.
Gelet op de stellingen die [gedaagden] aan hun vordering tot oproeping in vrijwaring ten grondslag hebben gelegd, valt niet uit te sluiten dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak nadelig voor hen zal uitvallen, mogelijk regres kunnen nemen op [persoon] . De incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal dan ook worden toegewezen.
2.8.
De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten in het incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat [gedaagden] toe om [persoon] , handelend onder de naam [bedrijf] , in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van de rechtbank Den Haag van
woensdag 30 maart 2022;
3.2.
houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van de rechtbank Den Haag van
woensdag 30 maart 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagden;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1366