Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 juli 2021, met producties 1-11;
- het herstelexploot van 9 november 2021, tegen de rolzitting van 16 februari 2022;
- de rolbeslissing van 23 februari 2022 waarin tegen gedaagde sub 2 verstek is verleend;
- de akte van 23 maart 2022;
- de rolbeslissing van 30 maart 2022 waarin tegen gedaagde sub 1 verstek is verleend.
2.De beoordeling
Eiseres heeft in haar akte van 23 maart 2022 te kennen gegeven dat zij al het mogelijke heeft gedaan om in contact te komen met gedaagden, maar dat is in het geheel niet toegelicht of onderbouwd terwijl zij kennelijk informatie over deze mensen heeft op grond waarvan zij stelt dat dit de erfgenamen zijn van de echtgenote van de [gedaagde 1] , en zij aanvoert dat [gedaagde 1] en zijn vrouw steeds in de Verenigde Staten hebben gewoond. Het is niet onmogelijk om een procedure te starten in de Verenigde Staten van Amerika, het land waar gedaagden vermoedelijk woonachtig zijn en het is onder de gegeven omstandigheden ook niet onaanvaardbaar om dit van eiseres te vergen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.