ECLI:NL:RBDHA:2022:5351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
C/09/624629 / HA ZA 22-131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in internationaal privaatrechtelijke geschillen met gedaagden zonder bekende woonplaats

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres AEGON Levensverzekering N.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden die niet verschenen zijn en zonder bekende woon- of verblijfplaats zijn. De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 juli 2021, gevolgd door een herstelexploot en verschillende rolbeslissingen. De rechtbank moest allereerst de vraag beantwoorden of zij bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het internationale karakter van het geschil. Gedaagden, erfgenamen van de echtgenote van de [gedaagde 1], woonden tot hun overlijden in de Verenigde Staten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter op basis van de Brussel I bis-Verordening niet bevoegd is, omdat gedaagden geen woonplaats hebben in Nederland en ook niet in de procedure zijn verschenen. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat het onmogelijk is om een procedure in de Verenigde Staten te starten, noch dat het onaanvaardbaar zou zijn om dit van haar te vergen. De rechtbank concludeert dat zij zich onbevoegd moet verklaren en veroordeelt eiseres in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden op nihil worden begroot.

Het vonnis is uitgesproken op 4 mei 2022 door mr. P. Dondorp, in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseres om de juiste rechtsmacht te hebben en de mogelijkheden te verkennen om haar vordering in het buitenland in te dienen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/624629 / HA ZA 22-131
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. J.C.A. Stevens te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden zonder bekende woon of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 juli 2021, met producties 1-11;
  • het herstelexploot van 9 november 2021, tegen de rolzitting van 16 februari 2022;
  • de rolbeslissing van 23 februari 2022 waarin tegen gedaagde sub 2 verstek is verleend;
  • de akte van 23 maart 2022;
  • de rolbeslissing van 30 maart 2022 waarin tegen gedaagde sub 1 verstek is verleend.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de ingestelde vordering(en) en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Het geschil heeft een internationaalrechtelijk karakter, omdat gedaagden niet in Nederland wonen. Ambtshalve moet daarom allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen.
2.3.
Eiseres baseert haar vordering op het volgende. Zij sloot een collectieve pensioenverzekeringsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) met ASM Lithography B.V. te Veldhoven (hierna: ASML). Als deelnemer aan deze overeenkomst was de [gedaagde 1] , die werkzaam is geweest bij ASML, gerechtigd tot ouderdomspensioen. Na zijn overlijden op 1 mei 2006 ontving zijn echtgenote uit hoofde van deze overeenkomst een weduwepensioen. Zij is overleden op 5 oktober 2016 zodat er met ingang van 1 november 2016 geen aanspraak meer was op weduwepensioen. De pensioenbetalingen zijn echter doorgelopen tot medio 2019. De pensioenuitkeringen vanaf 1 november 2016 zijn (ten onrechte) overgemaakt naar de Belgische ING bankrekening van de echtgenote van de [gedaagde 1] . Zowel de [gedaagde 1] als zijn echtgenote woonden tot hun overlijden in de Verenigde Staten van Amerika. Gedaagden zijn de erfgenamen van de echtgenote van de [gedaagde 1] .
2.4.
De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, moet beantwoord worden aan de hand van de Brussel I bis-Verordening. Omdat gedaagden geen woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, wordt de bevoegdheid op grond van artikel 6 lid 1 Brussel I bis-Verordening geregeld door de Nederlandse bevoegdheidsregels neergelegd in de artikelen 1 tot 14 Rv.
2.5.
Op grond van artikel 2 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken die bij dagvaarding moeten worden ingeleid indien de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Dat is in deze zaak niet het geval. Gedaagden zijn ook niet in de procedure verschenen.
2.6.
Op grond van artikel 9 Rv heeft de Nederlandse rechter niettemin rechtsmacht indien een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt (sub b) of indien de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is van eiseres te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt (sub c). Dat zich hier een van die situaties voordoet kan niet worden aangenomen.
Eiseres heeft in haar akte van 23 maart 2022 te kennen gegeven dat zij al het mogelijke heeft gedaan om in contact te komen met gedaagden, maar dat is in het geheel niet toegelicht of onderbouwd terwijl zij kennelijk informatie over deze mensen heeft op grond waarvan zij stelt dat dit de erfgenamen zijn van de echtgenote van de [gedaagde 1] , en zij aanvoert dat [gedaagde 1] en zijn vrouw steeds in de Verenigde Staten hebben gewoond. Het is niet onmogelijk om een procedure te starten in de Verenigde Staten van Amerika, het land waar gedaagden vermoedelijk woonachtig zijn en het is onder de gegeven omstandigheden ook niet onaanvaardbaar om dit van eiseres te vergen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.
2.7.
Eiseres zal gezien het voorgaande in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van gedaagden zullen worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen;
3.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden begroot op nihil
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: 308/1366