ECLI:NL:RBDHA:2022:5346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker met een V-nummer, had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 5 januari 2022, wees de asielaanvraag van verzoeker af als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl de zaak samen met een andere zaak (NL22.256) werd behandeld. Tijdens de zitting op 14 april 2022 in Breda was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.S.T.H. Ruijters, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de andere zaak (NL22.256), wat van invloed is op de beslissing in deze zaak. Gezien de uitspraak in de andere zaak, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.