ECLI:NL:RBDHA:2022:5333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
09/158552-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in de rug van echtgenote

Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zijn echtgenote op 17 juni 2021 met een mes in de rug heeft gestoken. De verdachte, geboren in Syrië en thans gedetineerd, heeft tijdens een ruzie in hun woning meerdere keren met een scherp voorwerp in de rug van zijn echtgenote gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, wat betekent dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen zou leiden tot dodelijk letsel. De officier van justitie had vrijspraak van poging tot moord gevorderd, maar de rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een contactverbod van vijf jaar met het slachtoffer. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 17.024,42 toegewezen aan het slachtoffer, die bestaat uit zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen messen onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer en de kinderen die getuige waren van het voorval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/158552-21
Datum uitspraak: 3 juni 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 september 2021, 13 december 2021, 10 maart 2022 (alle pro forma) en 23 mei 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R. Shahbazi naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2021 te [adres] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad, meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken in de rug, althans in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord. Zij heeft gevorderd dat de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen wordt verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het impliciet primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit wegens het ontbreken van opzet bij de verdachte. Ten aanzien van het impliciet meer subsidiair ten laste gelegde, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De bewijsmiddelen
Aangifte
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft op 20 juni 2021 aangifte tegen de verdachte gedaan. [slachtoffer] woonde destijds aan de [adres] . Zij heeft – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Op 17 juni 2021 is [slachtoffer] met de verdachte naar huis gegaan. De verdachte liep op enig moment naar de keuken. [slachtoffer] zag vervolgens dat de verdachte een mes in zijn handen had. Het mes had een rood handvat. De verdachte pakte [slachtoffer] vast en trok haar de woonkamer in. Op dat moment had de verdachte het mes in zijn rechterhand vast. [slachtoffer] werd door de verdachte gestoken en hij stopte niet. [2] De verdachte bleef [slachtoffer] in haar rug steken. [3]
Mes
In voornoemde woning is een bebloed mes met een rood/zwart handvat en een wit lemmet in de keuken aangetroffen en veiliggesteld. [4] Dit mes had een lemmet van circa vijftien centimeter. [5] [slachtoffer] heeft dit mes herkend als het mes dat de verdachte vasthad toen hij haar stak. [6]
Radiologisch onderzoek
Op basis van beschikbare medische gegevens van het letsel van [slachtoffer] van het Erasmus MC is door de Unit Forensische Radiologie van het Maastricht UMC een radiologische rapportage opgesteld. Het rapport houdt onder meer het volgende in. Op de CT-scan van 17 juni 2021 werden radiologisch zes huiddefecten op de rug waargenomen met onder de huiddefecten induratie en lucht in de wekedelen en de spieren. Voorts is op de CT-dwarsdoorsnede van de borstkas een klaplong (pneumothorax) aan de rechterzijde en bloed in de borstholte (haemathorax) aan de rechterzijde waargenomen.
De diepte van de wonden zijn gemeten:
  • huiddefect A is circa 3,2 cm in de diepte te volgen op de CT-beelden;
  • huiddefect B is circa 3,0 cm in de diepte te volgen op de CT-beelden;
  • huiddefect C is circa 0,9 cm in de diepte te volgen op de CT-beelden;
  • huiddefect D is op de CT-beelden niet te volgen;
  • huiddefect E is 4,5 cm in de diepte te volgen op de CT-beelden;
  • huiddefect F is 2,9 cm in de diepte te volgen op de CT-beelden.
De combinatie van een penetrerend letsel van de borst, een klaplong en bloed in de borstholte aan de betreffende zijde, maakt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sprake is van een causale relatie tussen het penetrerend letsel en zowel de klaplong als het bloed in de borstholte. De letsels in het verloop van dit traject hebben de
klaplong veroorzaakt. In het verloop van het traject ligt een slagader die tussen de ribben verloopt (intercostaal arterie), en een letsel hiervan heeft de bloed in de borstholte veroorzaakt. Zowel de pneumothorax als de haemathorax zijn te typeren als ernstig letsel. Medisch ingrijpen was noodzakelijk. Het geconstateerde letsel valt te typeren als steekletsel. [7]
Verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 17 juni 2021 in de woning in [adres] was en dat hij [slachtoffer] heeft gestoken. [8]
De beoordeling door de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte [slachtoffer] op 17 juni 2021 met een scherp en puntig voorwerp zesmaal in de rug heeft gestoken.
Voorbedachte rade
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. Zij zal de verdachte dan ook vrijspreken van de poging tot moord, zoals impliciet primair ten laste gelegd.
Opzet
Aan de verdachte is impliciet subsidiair poging tot doodslag ten laste gelegd. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte het opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende bewijs aanwezig waaruit blijkt dat de verdachte vol opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad door voornoemde geweldshandelingen te plegen. Wel is er sprake van voorwaardelijke opzet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het is algemeen bekend dat de rug een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is waarachter zich vitale organen bevinden. Vier van de zes steekwonden waren tussen de 3 en 4,5 centimeter diep. Uit de diepte van deze steekwonden, die naar het oordeel van de rechtbank allerminst gering zijn te noemen, alsmede de omstandigheid dat door het steken een klaplong en bloed in de borstholte is ontstaan, leidt de rechtbank af dat de verdachte het mes, anders dan hij zelf daarover heeft verklaard, met kracht in de rug van [slachtoffer] heeft gestoken. De rechtbank is van oordeel dat het meermalen met kracht steken in de rug met een mes met een lemmet van vijftien centimeter, zozeer gericht is op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. De verdachte heeft daarom voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer] .
Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen acht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 17 juni 2021 te [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een scherp en puntig voorwerp heeft gestoken in de rug van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts de oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, inhoudende een contactverbod voor de duur van vijf jaren met [slachtoffer] en hun twee kinderen, met vervangende hechtenis van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met onder meer de omstandigheid dat de verdachte onder zware omstandigheden is gevlucht uit Syrië, lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd in verband met zijn verblijfsstatus, dat hij vanwege de echtscheidingsprocedure zijn kinderen een tijd niet heeft kunnen zien en het feit dat hij dakloos is geweest en dat hij veel stress heeft gehad omdat hij zich in steek gelaten voelde door zijn vrouw en de hulpverlenende instanties.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Hij heeft geprobeerd om zijn echtgenote om het leven te brengen door haar zesmaal met een mes in haar rug te steken. Het slachtoffer heeft hierdoor zes steekwonden in haar rug opgelopen. Deze letsels hebben een klaplong en bloed in de borstholte veroorzaakt. Dat de verwondingen van het slachtoffer en de gevolgen voor het slachtoffer relatief beperkt zijn gebleven, is niet aan de verdachte te danken. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat zij nog pijn en last ondervindt van het letsel dat zij in haar rug heeft opgelopen. Daarbij heeft het incident psychisch nog veel impact op het slachtoffer.
Het handelen van de verdachte getuigt van een ernstig gebrek aan respect van de verdachte voor de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer. De ruzie heeft plaatsgevonden in de echtelijke woning, waar hij – op grond van afspraken met [slachtoffer] en de betrokken hulpverlening – slechts met haar toestemming mocht zijn om dat weekend de verjaardag van één van hun zoontjes te kunnen vieren. Tijdens het incident waren ook de twee jonge zoontjes (van destijds nog geen twee en drie jaar oud) van de verdachte en het slachtoffer in de woning aanwezig. De kinderen zijn door de politieambtenaren, nadat zowel het slachtoffer als de verdachte het huis waren ontvlucht, alleen en met bebloede kleding aangetroffen. Het moet voor [slachtoffer] en de kinderen bijzonder traumatisch zijn geweest om een dergelijk incident mee te moeten maken in de beslotenheid van hun eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig hadden moeten voelen. De zonen zullen deze traumatische ervaring hun leven met zich meedragen. De rechtbank rekent het de verdachte zeer zwaar aan dat hij zijn jonge kinderen hieraan heeft blootgesteld. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen gevoelens van jaloezie en gekrenktheid en heeft niet stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor zijn vrouw en kinderen.
Ook de samenleving als geheel is door het handelen van de verdachte ernstig geschokt. Het incident heeft plaatsgevonden in woning waar het slachtoffer met twee kinderen verbleef. Er is uitgebreid onderzoek in en om de woning gedaan en veel buurtbewoners, in de eerste plaats de buurvrouw naar wie het slachtoffer direct na het incident toe is gevlucht en die haar heeft opgevangen, zijn geconfronteerd met het feit dat in hun directe woonomgeving een moeder van twee kleine kinderen door de vader van de twee kinderen is neergestoken. Het handelen van de verdachte heeft bij hen, maar ook bij anderen die daarvan op de hoogte zijn geraakt, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Ook in algemene zin brengt een incident waarbij een moeder door de vader van hun gezamenlijke kinderen neer wordt gestoken, voor het grote publiek gevoelens van afschuw met zich mee.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat iedere zaak uniek is en het in die zin lastig is om te vergelijken met andere zaken, heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd. Uit de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Ten aanzien van de in dit geval bewezen verklaarde poging tot doodslag is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, in aanmerking komt.
Vervolgens moet worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
Persoon van de verdachte
Omtrent de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 9 februari 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages van psychiater D.J. Vinkers d.d. 11 oktober 2021 en GZ-psycholoog J. Yntema d.d. 10 oktober 2021. De psychiater en psycholoog hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van cannabis en van zwakbegaafdheid. De psychiater heeft voorts geconcludeerd dat sprake is van antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. De psychiater heeft beschreven dat de verdachte de verantwoordelijkheid voor het incident volledig bij zijn echtgenote legt. Volgens de deskundigen is geen sprake van doorwerking van de stoornissen in het ten laste gelegde feit. De deskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde volledig aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat deze rapporten op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen.
De rechtbank kan zich verenigen met de overwegingen en conclusies en legt deze ten
grondslag aan haar beslissing dat het bewezen verklaarde volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 27 oktober 2021. Het recidiverisico en het risico op letselschade wordt daarin als hoog ingeschat. De reclassering heeft geadviseerd tot – mits de strafmaat dit toelaat – oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met [slachtoffer] met elektronische controle, meewerken aan schuldhulpverlening en het inzetten voor het realiseren en behouden van dagbesteding. De reclassering heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De houding van de verdachte ten opzichte van hetgeen hij heeft aangericht, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, heeft evenmin een matigende invloed op de strafoplegging. De verdachte heeft immers geen, in elk geval nauwelijks, verantwoordelijkheid genomen voor het gebeurde.
Straf
Nu de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding geven om de eerder als uitgangspunt genoemde vrijheidsbenemende straf ten voordele of ten nadele van de verdachte bij te stellen, komt de rechtbank tot de slotsom dat voor de bewezen verklaarde poging tot doodslag oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden is.
De wet geeft bij een gevangenisstraf van deze duur geen ruimte voor het opleggen van een
voorwaardelijk deel en dus evenmin voor het opleggen van de door de reclassering
geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel
Gelet op het gedrag van de verdachte en het feit dat de daaraan ten grondslag liggende
problemen nog niet lijken te zijn opgelost, zal de rechtbank ter voorkoming van strafbare feiten aan de verdachte een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Deze maatregel betreft een contactverbod met [slachtoffer] . De duur van de maatregel is vijf jaren. Bij elke overtreding zal twee weken hechtenis worden toegepast, met een totale duur van ten hoogste zes maanden. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de familierechter nog een oordeel moet vellen over het contact tussen de verdachte en de kinderen, geen aanleiding om – zoals door de officier van justitie is gevorderd – thans een contactverbod met de kinderen op te leggen.
De rechtbank ziet aanleiding om te bevelen dat de op te leggen maatregel dadelijk
uitvoerbaar is. Aan het criterium van artikel 38v, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht
is voldaan. De verdachte erkent het feit niet en heeft geen verantwoordelijkheid voor het incident genomen. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als hoog. Op grond van deze omstandigheden moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de
verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens [slachtoffer] zal
gedragen.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 23.170,02, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit:
materiële schade:
  • kosten farmaceutische hulp: € 72,52;
  • zorgverzekering: € 312,48;
  • nota Infomedics: € 3.184,73, waarvan € 2.038,23 reeds is vergoed;
  • verhuis- en opslagkosten: € 650,-;
  • verblijfkosten Kwintes: € 168,55;
  • reiskosten: € 447,08;
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 186,-;
  • kosten informatieverstrekking: € 47,79;
  • jurk + ondergoed: € 140,-;
immateriële schade: € 20.000,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gezegd dat de verdachte bereid is om de posten ‘kosten farmaceutische hulp’, ‘zorgverzekering’, ‘verhuis- en opslagkosten’, ‘verblijfkosten Kwintes’, ‘reiskosten’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’, ‘kosten informatieverstrekking’ en ‘jurk + ondergoed’ te vergoeden. Ten aanzien van de post ‘nota Infomedics’ heeft zij bepleit om dit gedeelte van de vordering af te wijzen.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om de gevorderde immateriële schade fors te matigen.
Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht om de duur van de gijzeling te matigen tot vijf dagen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘kosten farmaceutische hulp’, ‘zorgverzekering’, ‘verhuis- en opslagkosten’, ‘verblijfkosten Kwintes’, ‘reiskosten’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’, ‘kosten informatieverstrekking’ en ‘jurk + ondergoed’, door de verdediging niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘nota Infomedics’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdediging deze post gemotiveerd heeft betwist en de benadeelde partij deze onvoldoende nader heeft onderbouwd.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft
geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij is door het
handelen van verdachte op andere wijze in de persoon aangetast ex artikel 6:106
sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank stelt, gelet op hetgeen de benadeelde partij heeft aangevoerd, de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid vast op € 15.000,-. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 17.024, 42, bestaande uit € 2.024,42 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade. De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd geen aanleiding om de duur van de gijzeling te matigen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 juni 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 17.024,42, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 en 2 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot een van deze voorwerpen, te weten ‘mes 2608777’, het bewezen verklaarde feit is begaan en het overige voorwerp, te weten ‘mes 2608779’, bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van een soortgelijk feit en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 38v, 38w, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ;
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] , beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] deels toe tot een bedrag van € 17.024, 42 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 17.024,42, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer]
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
de in beslag genomen voorwerpen
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Mes (Omschrijving: 2608777);
1. STK Mes (Omschrijving: 2608779).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. N.I.S. Boers, rechter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn-Gouda, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 416).
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 20 juni 2021, p. 46-52.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] dd. 8 april 2022, p. 414.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ) d.d. 11 juli 2021, p. 165-168.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek messen (bebloed) d.d. 7 juli 2021, p. 322.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 20 juni 2021, p. 46-52.
7.Een geschrift, te weten een radiologische rapportage opgesteld door prof. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] d.d. 28 april 2022 (losbladig).
8.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2022.