ECLI:NL:RBDHA:2022:5318
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Gevangenhouding en expiratie bevel bewaring in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan over de gevangenhouding van een verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en momenteel gedetineerd is in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan. De verdachte is geboren op een onbekende datum en plaats. De raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe, heeft de rechtbank verzocht om de vordering tot gevangenhouding af te wijzen, subsidiair om de voorlopige hechtenis te schorsen. De rechter-commissaris had eerder op 17 mei 2022 de bewaring bevolen, waarna de officier van justitie de gevangenhouding voor een periode van 90 dagen heeft gevorderd.
De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de officier van justitie gehoord op 27 mei 2022. De verdachte zelf is niet verschenen, maar de raadsman heeft verklaard niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn. Op 30 mei 2022 heeft een rechter van de rechtbank Rotterdam de verdachte gehoord in het Erasmus MC te Rotterdam, waar een proces-verbaal van is opgemaakt. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de voorlopige hechtenis nog voortduurt of dat deze is geëindigd door expiratie van het bevel bewaring. Volgens artikel 64 van het Wetboek van Strafvordering is het bevel tot bewaring van kracht gedurende een door de rechter-commissaris te bepalen termijn van maximaal veertien dagen, die ingaat op het moment van tenuitvoerlegging.
De rechtbank concludeert dat het bevel bewaring op 17 mei 2022 om 15.15 uur aan de verdachte is betekend en dat er geen reden is om aan te nemen dat het bevel voor 31 mei 2022 om 10.59 uur is geëxpireerd. De ernstige bezwaren en de gronden voor het bevel tot bewaring zijn nog steeds aanwezig. De rechtbank heeft ook de rapportage van de reclassering in overweging genomen, die onderzoek zal doen naar de mogelijkheden voor een ISD-rapportage. De rechtbank oordeelt dat het strafvorderlijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling en wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.