ECLI:NL:RBDHA:2022:5318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
09-120588-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenhouding en expiratie bevel bewaring in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan over de gevangenhouding van een verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en momenteel gedetineerd is in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan. De verdachte is geboren op een onbekende datum en plaats. De raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe, heeft de rechtbank verzocht om de vordering tot gevangenhouding af te wijzen, subsidiair om de voorlopige hechtenis te schorsen. De rechter-commissaris had eerder op 17 mei 2022 de bewaring bevolen, waarna de officier van justitie de gevangenhouding voor een periode van 90 dagen heeft gevorderd.

De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de officier van justitie gehoord op 27 mei 2022. De verdachte zelf is niet verschenen, maar de raadsman heeft verklaard niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn. Op 30 mei 2022 heeft een rechter van de rechtbank Rotterdam de verdachte gehoord in het Erasmus MC te Rotterdam, waar een proces-verbaal van is opgemaakt. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de voorlopige hechtenis nog voortduurt of dat deze is geëindigd door expiratie van het bevel bewaring. Volgens artikel 64 van het Wetboek van Strafvordering is het bevel tot bewaring van kracht gedurende een door de rechter-commissaris te bepalen termijn van maximaal veertien dagen, die ingaat op het moment van tenuitvoerlegging.

De rechtbank concludeert dat het bevel bewaring op 17 mei 2022 om 15.15 uur aan de verdachte is betekend en dat er geen reden is om aan te nemen dat het bevel voor 31 mei 2022 om 10.59 uur is geëxpireerd. De ernstige bezwaren en de gronden voor het bevel tot bewaring zijn nog steeds aanwezig. De rechtbank heeft ook de rapportage van de reclassering in overweging genomen, die onderzoek zal doen naar de mogelijkheden voor een ISD-rapportage. De rechtbank oordeelt dat het strafvorderlijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling en wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Strafrecht
Zittingsplaats 's-Gravenhage
parketnummer : 09-120588-22

bevel gevangenhouding van de raadkamer d.d. 31 mei 2022

(artikel 65 Wetboek van Strafvordering)

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
Raadsman mr. A.M.V. Bandhoe.

Procedure

De rechter-commissaris heeft op 17 mei 2022 de bewaring bevolen.
De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd voor de duur van 90 dagen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie in raadkamer op 27 mei 2022 gehoord. Verdachte is niet ter zitting verschenen. Wel verschenen is mr Bandhoe, die verklaarde niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn.
De raadsman en de verdachte zijn op 30 mei 2022 door een rechter van de rechtbank Rotterdam in het Erasmus MC te Rotterdam gehoord. Van dat verhoor is proces-verbaal opgemaakt.
De verdediging heeft afwijzing van de vordering, subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht.

Beoordeling

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag of de voorlopige hechtenis, die met het bevel bewaring is aangevangen, thans nog voortduurt of door expiratie van het bevel bewaring is geëindigd – in welk geval de gevangenhouding niet meer kan worden bevolen.
In artikel 64, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) is bepaald:
Het bevel tot bewaring is van kracht gedurende een door de rechter-commissaris te bepalen termijn van ten hoogste veertien dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.
De geldigheid wordt dus niet bepaald door de dag, maar door het tijdstip waarop het bevel wordt tenuitvoergelegd.
Uit het dossier blijkt dat het bevel bewaring op 17 mei 2022 om 15.15 uur aan verdachte is betekend. Er is geen reden aan te nemen dat het bevel bewaring vóór 31 mei 2022 10.59 uur – het moment waarop de beslissing is genomen – is geëxpireerd.
Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de grond(en) als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot bewaring van verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
De reclassering zal, blijkens de rapportage van 23 mei jl., onderzoek doen naar de mogelijkheden voor het opleggen van een ISD-rapportage, terwijl ook het strafblad van verdachte voor dat onderzoek voldoende grond biedt. De rechtbank is van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv. op dit moment dan ook niet aan de orde is. Over de proportionaliteit en opportuniteit van de maatregel, waarop de raadsman een beroep heeft gedaan, zal op de inhoudelijke zitting moeten worden beslist.
De rechtbank is van oordeel dat het strafvorderlijk belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling en zal daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
De rechtbank neemt de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:

beveelt de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van 90 (negentig)

wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 31 mei 2022 door:
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. J.M. Hamaker en mr. C.M.A. de Koning, rechters,
in tegenwoordigheid van F.A.M. Vreeswijk, griffier.