ECLI:NL:RBDHA:2022:5313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
C/09/612476 / HA ZA 21-493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en forumkeuze in transportovereenkomst tussen Nederlandse en Spaanse vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen Getru Logistics B.V. en Ondara Directorship SL met betrekking tot een transportovereenkomst. Getru vordert betaling van € 334.221,51 van Ondara, die de transportovereenkomst van een eerdere vennootschap heeft overgenomen. Ondara heeft de vordering betwist en stelt dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren. De rechtbank heeft de procedure in twee delen beoordeeld: de internationale bevoegdheid en de forumkeuze.

De rechtbank overweegt dat de Brussel I-bis Verordening en het CMR-verdrag van toepassing zijn op deze zaak. De rechtbank concludeert dat de vordering van Getru onder de reikwijdte van artikel 31 lid 1 CMR valt, wat betekent dat de rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen. Ondara's argument dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, wordt verworpen. De rechtbank stelt vast dat de forumkeuze in de algemene voorwaarden van Getru ook van toepassing is op de transportovereenkomst met Ondara, ondanks de betwisting van Ondara.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de forumkeuze voor de rechtbank Den Haag geldig is en dat alle vorderingen in de hoofdzaak door deze forumkeuze worden bestreken. De incidentele vordering van Ondara wordt afgewezen, en de rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken op 19 januari 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/612476 / HA ZA 21-493
Vonnis in incident van 19 januari 2022
in de zaak van
GETRU LOGISTICS B.V.te Bleiswijk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.C. Henstra-Prins te Leiden,
tegen
de vennootschap naar Spaans recht
ONDARA DIRECTORSHIP SL.te Soria, Spanje,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. I.I. van Tuyll van Serooskerken te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Getru en Ondara genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 maart 2021;
  • de producties 1 tot en met 8 bij dagvaarding;
  • de incidentele conclusie tot internationale en relatieve onbevoegdheid, met producties 1 tot en met 7;
  • de conclusie van antwoord in het incident, met producties 1 tot en met 16.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
Getru vordert in de hoofdzaak – samengevat – veroordeling van Ondara tot betaling van € 334.221,51 te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Ondara in de proceskosten, waaronder beslagkosten en nakosten.
grondslagen van de vorderingen in de hoofdzaak
2.2.
Getru legt aan het gevorderde in de hoofdzaak – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. Er heeft een transportovereenkomst bestaan tussen Getru en de Spaanse vennootschap Aleia Roses SL (hierna: Aleia). Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Getru van toepassing. Op basis van de transportovereenkomst heeft Getru een aantal jaar rozen van Spanje naar Nederland getransporteerd. Getru heeft voor deze transporten 3.000 containers en 5.000 platen, die eigendom zijn van Getru, aan Aleia ter beschikking gesteld. De onderneming van Aleia is doorverkocht aan Ondara. Ondara heeft ook de transportovereenkomst tussen Getru en Aleia overgenomen en Getru heeft de containers en platen ter beschikking van Ondara gesteld. Getru heeft de transportovereenkomst met Ondara inmiddels ontbonden wegens wanprestatie. Ondara dient nog € 53.971,51 aan Getru te betalen voor geleverde en gefactureerde transportdiensten. Daarnaast is Ondara € 280.250 aan schadevergoeding aan Getru verschuldigd, omdat Ondara, ondanks verzoek daartoe, nalaat de containers en platen aan Getru te retourneren.
het bevoegdheidsincident
2.3.
Ondara vordert vóór alle weren dat de rechtbank zich
internationaalonbevoegd verklaart wat betreft de vordering van Getru tot vergoeding van de containers en platen, en dat de rechtbank zich
relatiefonbevoegd verklaart wat betreft de vordering van Getru tot betaling voor transportdiensten. Getru voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
de Brussel I bis-Verordening
2.4.
De zaak valt onder het materiële, formele en temporele toepassingsbereik van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (hierna: Brussel I
bis-Verordening).
de CMR
2.5.
Daarnaast is in deze zaak van toepassing het Verdrag van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna ook: de CMR). Dit volgt uit artikel 1 lid 1 van de CMR. De transportovereenkomst van Getru en Ondara is namelijk een overeenkomst onder bezwarende titel tot internationaal goederenvervoer over de weg, op grond van deze overeenkomst was de plaats van inontvangstneming van de goederen (de rozen) in Spanje en de plaats bestemd voor aflevering van de goederen in Nederland. Spanje en Nederland zijn beide partij bij de CMR.
2.6.
Artikel 31 lid 1 CMR bevat de volgende regeling over de rechterlijke bevoegdheid:
Alle rechtsgedingen, waartoe het aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, kunnen door de eiser behalve voor de gerechten van de bij dit Verdrag partij zijnde landen, bij beding tussen partijen aanwezen, worden gebracht voor de gerechten van het land op het grondgebied waarvan:
de gedaagde zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoersovereenkomst is gesloten;
de plaats van inontvangstneming der goederen of de plaats bestemd voor de aflevering der goederen, is gelegen;
zij kunnen voor geen andere gerechten worden gebracht.
samenloop Brussel I bis-Verordening en CMR
2.7.
Dit brengt de rechtbank op de vraag hoe de regels over rechterlijke bevoegdheid van de Brussel I
bis-Verordening en die in artikel 31 lid 1 CMR zich tot elkaar verhouden. De rechtbank overweegt hierover als volgt. In artikel 71 lid 1 en 2 van de Brussel I
bisVerordening is bepaald dat deze verordening onverlet laat de verdragen waarbij de lidstaten partij zijn en die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen. De CMR is een verdrag als bedoeld in artikel 71 lid 1 de Brussel I
bis-Verordening. [1] Gelet hierop sluit de toepasselijkheid van de CMR de toepasselijkheid van de Brussel I
bis-Verordening in beginsel uit. [2] Ook uit de tekst van artikel 31 lid 1 CMR, die eindigt met de zinsnede ‘
zij kunnen voor geen ander gerechten worden gebracht’, blijkt dat de bevoegdheidsregeling van de CMR exclusieve werking heeft.
toepasselijkheid artikel 31 lid 1 CMR op alle vorderingen in de hoofdzaak
2.8.
De vordering in de hoofdzaak
tot betaling voor geleverde transportdienstenvalt onder het bereik van artikel 31 lid 1 CMR. Partijen zijn het daar ook over eens. Getru stelt dat hetzelfde geldt voor de vordering in de hoofdzaak
tot schadevergoeding wegens het niet retourneren van de containers en platen. Ondara betwist dat, aanvoerende dat die vordering de transportovereenkomst tussen Getru en
Aleiabetreft, en niet de transportovereenkomst tussen Getru en haarzelf (Ondara). De rechtbank verwerpt dit standpunt. Artikel 31 CMR is van toepassing op alle geschillen die voortvloeien uit een aan de CMR onderworpen vervoersovereenkomst, ook op buitencontractuele vorderingen naar nationaal recht, voor zover deze met een overeenkomst tot CMR-vervoer samenhangen. Ondara heeft niet weersproken dat er een transportovereenkomst tussen haar en Getru heeft bestaan en dat bij de transporten die Getru op basis daarvan heeft verzorgd, gebruik is gemaakt van de betreffende containers en platen. Daarmee hangt het geschil over de containers en platen samen met een overeenkomst tot CMR-vervoer tussen partijen en wordt de internationale bevoegdheid ook in zoverre geregeld door artikel 31 lid 1 CMR.
eisen aan rechtsgeldige forumkeuze
2.9.
Getru stelt dat de rechtbank Den Haag internationaal bevoegd is op grond van een tussen partijen geldende forumkeuze, zoals opgenomen in artikel 15 lid 2 van haar algemene voorwaarden. Ondara betwist dat. De rechtbank stelt het volgende voorop. Aan te nemen valt dat de vormvereisten die artikel 25 lid 1 Brussel I
bis-Verordening stelt aan een forumkeuze, ook gelden voor het in artikel 31 lid 1 CMR bedoelde beding tussen partijen waarbij een gerecht als bevoegd wordt aangewezen. Bij samenloop van de CMR met de EEX-Vo worden de regels over de rechterlijke bevoegdheid van het bijzondere verdrag zoals gezegd onverlet gelaten, maar dit bijzondere verdrag sluit toepassing van de Brussel I
bis-Verordening alleen uit voor zover het bijzondere verdrag een bepaalde rechtsvraag regelt. De CMR geeft géén regels over de vorm van een forumbeding; daarvoor moet te rade worden gegaan bij andere regelingen. In artikel 25 Brussel I
bis-Verordening worden wel vormvoorschriften gegeven. Uit het arrest van het HvJEU van 4 mei 2010, NJ 2010, 482, TNT/AXA, blijkt dat – ondanks het bestaan van een regeling in een bijzonder verdrag – groot belang dient te worden toegekend aan de doelstellingen van de Brussel I
bis-Verordening en de daaraan ten grondslag liggende beginselen, in het bijzonder die van voorzienbaarheid van rechterlijke bevoegdheid, rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling. De vormvoorschriften van artikel 25 lid 1 Brussel I
bis-Verordening zijn opgesteld in het belang van de rechtszekerheid door een uniforme regeling en deze dienen om te waarborgen dat sprake is van daadwerkelijke instemming van de belanghebbenden met de forumkeuze. [3]
2.10.
Vast staat dat de algemene voorwaarden van Getru een forumkeuzebeding bevatten voor de rechtbank Den Haag. Volgens Getru maakt dit forumkeuzebeding deel uit van de transportovereenkomst tussen haar aan Aleia, heeft Ondara deze transportovereenkomst van Aleia overgenomen en maakt het forumkeuzebeding daarom ook deel uit van de transportovereenkomst tussen Getru en Ondara. De rechtbank volgt Getru hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
2.11.
Naar Nederlands conflictrecht moet de vraag of een rechtsverhouding uit overeenkomst rechtsgeldig is overgedragen, worden beantwoord naar het recht dat op deze overeenkomst van toepassing is. Op de transportovereenkomst tussen Getru en Aleia is Nederlands recht van toepassing, ofwel vanwege een rechtskeuze voor Nederlands recht, ofwel omdat Nederland het land is waar de vervoerder (Getru) haar gewone verblijfplaats heeft, zie artikel 3 en 5 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, PbEU 2008, L 177 (Rome I). Daarom moet eveneens naar Nederlands recht worden beoordeeld of Ondara de transportovereenkomst rechtsgeldig van Aleia heeft overgenomen.
2.12.
Op grond van artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor contractoverdracht vereist dat de partij die de rechtsverhouding tot de wederpartij aan een derde overdraagt, dat doet bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte. Gesteld noch gebleken is dat Aleia de transportovereenkomst bij akte aan Ondara heeft overgedragen. Daarom kan, althans in het kader van dit incident, niet worden aangenomen dat Ondara door contractovername gebonden is aan de forumkeuze in de algemene voorwaarden van Getru.
2.13.
Getru heeft daarnaast gesteld dat het forumkeuzebeding in haar algemene voorwaarden van toepassing is op de transportovereenkomst met Ondara, omdat zij deze algemene voorwaarden in haar footer onder haar e-mail bij verschillende losse transportopdrachten van toepassing heeft verklaard en ter hand heeft gesteld. In de footer onder de e-mails van Getru is het volgende opgenomen:
“(…) Geschillen die voortvloeien uit en verband houden met overeenkomsten van Getru die worden beheerst door het CMR-Verdrag, zullen in aanvulling op de rechter(s) die op grond van artikel 31 CMR-Verdrag bevoegd zijn, worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag (…)”.
Daaronder staat een Engelse vertaling van deze tekst.
2.14.
Ondara heeft betwist dat deze footer al onder de e-mails van Getru stond toen Getru in 2020 begon met het verrichten van de transportdiensten voor Ondara. Ondara heeft echter niet weersproken dat deze footer vanaf eind 2020 ofwel begin 2021 onder de e-mails van Getru stond. De rechtbank neemt daarom aan dat dit het geval is geweest. De vorderingen van Getru voor geleverde transportdiensten zien op de periode 22 februari 2021 tot en met 11 maart 2021. Toen had Ondara al enige tijd kennis van de forumkeuze in de algemene voorwaarden van Getru, en hadden Getru en Ondara een lopende handelsbetrekking waarin besloten ligt dat Ondara de door Getru gehanteerde voorwaarden heeft aanvaard, in ieder geval wat betreft de forumkeuze. De rechtbank oordeelt daarom dat partijen deze forumkeuze zijn overeengekomen in een vorm die is toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden, in de zin van artikel 25 lid 1 sub b Brussel I
bis-Verordening.
2.15.
Gezien het voorgaande slaagt het beroep van Getru op forumkeuze voor de rechtbank Den Haag. Alle vorderingen in de hoofdzaak worden door deze forumkeuze bestreken. De incidentele vordering van Ondara wordt daarom afgewezen.
2.16.. De rechtbank zal de beslissing omtrent de proceskosten van het incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van dit incident aan;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 2 maart 2022voor conclusie van antwoord aan de zijde van Ondara.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 19 januari 2022. [4]

Voetnoten

1.Verwezen wordt naar HvJEU 4 mei 2010, NJ 2010/482 (TNT Express Nederland/AXA Versicherung AG), HvJEU 19 december 2013, ECLI:NL:XX:2013:203 (Nipponkoa Insurance Co. (Europe) Ltd/Inter-Zuid Transport BV) en HvJ EU 4 september 2014, NJ 2015/89 (Nickel & Goeldner Spedition/Kintra UAB),
2.HvJEU 4 mei 2010, NJ 2010/482 (TNT Express Nederland/AXA Versicherung AG).
3.Vergelijk HvJ EG/EU 24 juni 1981, NJ 1981, 546, (Elefanten Schuh/Jacqmain); 20 februari 1997, NJ 1998, 565 (MSG/Les Gravières Rhénanes) en 16 maart 1999, NJ 2001, 116, (Castelletti/Trumpy).
4.type: 1769