ECLI:NL:RBDHA:2022:5308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 15 februari 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Ook na een tweede aanmaning heeft eiser geen gronden ingediend. Gezien het ontbreken van gronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk is behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.