ECLI:NL:RBDHA:2022:5305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/7620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 26 november 2021 door de staatssecretaris was afgewezen. Hierop heeft de verzoekster bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

Op 17 februari 2022 heeft de staatssecretaris op het bezwaar beslist. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter overweegt dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de staatssecretaris op het bezwaar had beslist, was er geen bezwaar meer aanhangig.

Hierdoor verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/7620

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer],
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 17 februari 2022 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar (of beroep) aanhangig is.
2. Nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist, heeft verzoekster beroep (AWB 22/1424) en een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening (AWB 22/1425) ingediend.
3. Omdat er geen bezwaar meer aanhangig is, is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.