ECLI:NL:RBDHA:2022:5299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
NL22.1895
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming aan beroep inzake asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoeker op 23 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 24 januari 2022 heeft verzoeker verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld. Vervolgens heeft verzoeker op 7 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 9 maart 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft op 7 april 2022 het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft op 3 mei 2022 ingestemd met een proceskostenvergoeding van € 379,50. De rechtbank heeft verzoeker de gelegenheid gegeven om te reageren op dit aanbod, maar verzoeker heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoeker, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker verweerder veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 379,50. De rechtbank heeft deze kosten vastgesteld op basis van het Bpb, waarbij rekening is gehouden met de aard van de zaak, die als lichtgewicht is beoordeeld. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1895

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Roeloffzen).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 23 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. Op 24 januari 2022 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld. Op 7 februari 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 9 maart 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft op 7 april 2022 het beroep niet tijdig beslissen ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft zich op 3 mei 2022 bereid verklaard de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 379,50.
De rechtbank heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om te reageren op het bericht van verweerder van 3 mei 2022. Verzoeker heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb. Van een dergelijke situatie is hier sprake, omdat verweerder de aanvraag van verzoeker heeft ingewilligd en daarmee aan het beroep van verzoeker is tegemoetgekomen.
2. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor van 0,5). De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het beroep alleen was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Nu verzoeker hier niets tegen heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.