3.3Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van oplichting, afdreiging en gewoontewitwassen. De veroordeelde is bij voornoemd vonnis onder meer veroordeeld voor gewoontewitwassen in de periode 8 maart 2019 tot en met 3 mei 2019. De veroordeelde heeft geld witgewassen en daar een gewoonte van gemaakt door gedurende hiervoor genoemde periode op zijn bankrekeningen geldbedragen te laten storten door slachtoffers van oplichting en afdreiging. De rechtbank heeft daarnaast vastgesteld dat de veroordeelde zelf zich ook schuldig heeft gemaakt aan afdreiging.
Verweren
De periode van de overboekingen, de wijze van overboeken en de omschrijvingen bij de overboekingen geven voldoende grond voor de aanname dat de overschrijvingen zoals opgenomen in het financiële rapport door misdrijf zijn verkregen. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende concreet heeft gemaakt dat bepaalde overboekingen niet van misdrijf afkomstig zouden zijn. De rechtbank betrekt daarbij de verklaring van [medeverdachte 4] , inhoudende dat de opbrengsten van afdreigingen ook werden geboekt onder omschrijvingen als “pizza, bioscoop, verjaardag, boodschappen en dergelijke”. De enkele stelling dat bepaalde overboekingen reguliere betalingen - zonder strafbare grondslag - zijn, vindt de rechtbank daarom onvoldoende. Ook de omstandigheid dat er, in dit dossier, geen aangiften liggen die horen bij bepaalde overboekingen, maakt dit niet anders.
Aan het verweer dat alle Tikkies voor bedragen onder de € 15,00 van de genoten opbrengsten dienen te worden uitgesloten, omdat deze op legale wijze zouden zijn verdiend, te weten met het verkopen van foto’s, gaat de rechtbank voorbij. De verdediging heeft onvoldoende specifiek toegelicht welke Tikkies waarmee zijn ‘verdiend’. De enkele stelling dat foto’s werden verkocht en dat daarmee alle bedragen onder de € 15,00 niet zouden moeten worden meegerekend met het wederrechtelijk verkregen voordeel vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwding om deze bedragen niet mee te rekenen.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is als volgt opgebouwd:
Opbrengsten
De veroordeelde heeft (in elk geval) gedurende de periode van 6 februari 2019 tot en met 21 augustus 2019 gebruik gemaakt van een bankrekening van ING. Op deze bankrekening van de veroordeelde zijn blijkens de financiële historische verkeersgegevens gelden binnengekomen via Tikkies of overboekingen waarvan aannemelijk is dat deze transacties gerelateerd zijn aan gewoontewitwassen, oplichting en/of afdreiging. Het gaat in totaal om:
NL 19 INGB 0757673953 € 7.826,15
De totale opbrengsten bedragen: € 7.826,15
Kosten
De veroordeelde heeft geen kosten gemaakt die in aanmerking komen voor aftrek.
Verdeelsleutel
De strekking van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is te bewerkstelligen dat datgene wat de veroordeelde daadwerkelijk aan door misdrijf verkregen materieel profijt heeft verworven, weer van hem wordt afgenomen. De rechtbank vindt niet aannemelijk dat alle gelden die naar zijn rekeningen zijn overgemaakt ook daadwerkelijk
uitsluitend voor hemmaterieel profijt opleverden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het dossier naar voren is gekomen dat geld dat werd gestort op een van de rekeningen, veelal van die rekening werd afgehaald middels cashopnames (op de precieze opnames heeft de rechtbank, door de manier van verbaliseren, geen zicht gekregen) en vervolgens werd verdeeld onder de deelnemers van de criminele organisatie. De vordering van de officier van justitie, die het gehele bedrag dat binnen is gekomen op de rekening van de veroordeelde ook als wederrechtelijk verkregen voordeel aan hem toerekent, miskent deze strekking en leidt naar het oordeel van de rechtbank tot toerekening van een te hoog bedrag. Uit het dossier blijkt dat bij elke afdreiging meerdere personen met meerdere rollen betrokken waren. De veroordeelde heeft geen verklaring afgelegd over de verdeelsleutel. [medeverdachte 4] , die als geldezel fungeerde, heeft dat echter wel gedaan en heeft verklaard dat de verdeelsleutel 20/80 was, en dat hij zodoende 20% van de binnengekomen bedragen mocht houden. Ook in het financieel rapport is door de politie bij de berekening van het werkelijk verkregen voordeel van [medeverdachte 4] 20% aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde heeft geprofiteerd van het strafbare feit en gaat uit van dezelfde verdeelsleutel voor de vaststelling van het bedrag waarvan de veroordeelde daadwerkelijk geprofiteerd heeft.
De overboeking van de rekening van de veroordeelde van € 1.632,42, naar zijn medeverdachten zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet in mindering brengen bij de opbrengsten. Dat bedrag wordt geacht te zijn verdisconteerd in de verdeelsleutel.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengsten € 7.826,15
Kosten € 0
Resultaat € 7.826,15 * 0,2 (verdeelsleutel 20%) = € 1.565,23
Het geld dat de veroordeelde van zijn medeverdachten gestort heeft gekregen op zijn rekening – te weten € 969,22 – zal de rechtbank geheel voor rekening van de veroordeelde brengen. Omdat de rol van de veroordeelde ook die van afdreiger en promotor is geweest acht de rechtbank aannemelijk dat hij, naast een deel van de opbrengst van de op zijn bankrekening gestorte gelden, ook een percentage van andere transacties heeft gekregen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op
€ 2.534,45
Draagkracht
Door de verdediging is gemotiveerd verweer gevoerd, inhoudende dat de draagkracht van de veroordeelde niet toereikend is om aan een veroordeling tot betaling te voldoen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De strekking van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is te bewerkstelligen dat datgene wat de veroordeelde aan door misdrijf verkregen materieel profijt heeft verworven, weer van hem af te nemen. Gezien de wetsgeschiedenis, het stelsel van de wet en de jurisprudentie wordt een dergelijke ontneming niet verhinderd door een gebrek aan financiële draagkracht aan de zijde van de veroordeelde en ook niet door het feit dat het verkregen voordeel reeds door de veroordeelde is verbruikt. De enkele stelling dat de veroordeelde in de toekomst geen draagkracht zal hebben, maakt dat niet anders. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het aan de Staat te betalen bedrag lager vast te stellen. Ook vanuit pedagogisch oogpunt acht de rechtbank het onwenselijk dat de veroordeelde geld, dat hij met criminele activiteiten heeft verdiend, niet zou hoeven terugbetalen.