Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) voor verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster]. De verzoekers, die een onderneming hebben gedreven tot 2020, hebben een aanzienlijke schuldenlast van € 431.680,96. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers niet te kwader trouw hebben gehandeld bij het ontstaan van hun schulden, ondanks bezwaren van schuldeiser [X]. De rechtbank heeft de verzoekers toegelaten tot de WSNP, waarbij de bewindvoerder, M.A.T. Noordzij, is aangesteld om toezicht te houden op de uitvoering van de regeling.
De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan, waaronder de coronacrisis en persoonlijke gezondheidsproblemen van [verzoeker]. Ondanks de bezwaren van schuldeiser [X], die stelde dat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen bewijs is dat de verzoekers opzettelijk onjuiste informatie hebben verstrekt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verzoekers zich maximaal inspannen om hun financiële situatie te verbeteren, wat blijkt uit de overgelegde documenten en hun bereidheid om meer te werken.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verzoekers de komende dertien maanden onder toezicht staan van de bewindvoerder, die verantwoordelijk is voor het beheer van hun financiën. De rechtbank heeft ook bepaald dat alle gelegde beslagen komen te vervallen, wat een belangrijke stap is in het proces van schuldsanering.