ECLI:NL:RBDHA:2022:528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
C/09/22/4 R en C/09/22/5 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling na verweer van schuldeiser over goede trouw van schuldenaren

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) voor verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster]. De verzoekers, die een onderneming hebben gedreven tot 2020, hebben een aanzienlijke schuldenlast van € 431.680,96. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers niet te kwader trouw hebben gehandeld bij het ontstaan van hun schulden, ondanks bezwaren van schuldeiser [X]. De rechtbank heeft de verzoekers toegelaten tot de WSNP, waarbij de bewindvoerder, M.A.T. Noordzij, is aangesteld om toezicht te houden op de uitvoering van de regeling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan, waaronder de coronacrisis en persoonlijke gezondheidsproblemen van [verzoeker]. Ondanks de bezwaren van schuldeiser [X], die stelde dat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen bewijs is dat de verzoekers opzettelijk onjuiste informatie hebben verstrekt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verzoekers zich maximaal inspannen om hun financiële situatie te verbeteren, wat blijkt uit de overgelegde documenten en hun bereidheid om meer te werken.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verzoekers de komende dertien maanden onder toezicht staan van de bewindvoerder, die verantwoordelijk is voor het beheer van hun financiën. De rechtbank heeft ook bepaald dat alle gelegde beslagen komen te vervallen, wat een belangrijke stap is in het proces van schuldsanering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummers: C/09/22/4 R en C/09/22/5 R
Vonnis van 25 januari 2022
op het verzoek van:
[verzoeker]
en
[verzoekster],
beiden wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoekers.

1.De beslissing

- De rechtbank spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit over:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats],
en
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats],
beiden wonende te [adres], [postcode] [woonplaats],
- De rechtbank stelt vast dat alle gelegde beslagen komen te vervallen.
- De rechtbank benoemt tot rechter-commissaris: mr. A.C.M. Höppener,
en tot bewindvoerder: M.A.T. Noordzij (Noordzij Insolventies B.V.),
Postbus 181
2640 AD Pijnacker;
- De rechtbank draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van verzoekers in te zien.
  • De rechtbank bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
  • zolang de schuldsaneringsregeling loopt en
  • als er genoeg geld op de boedelrekening staat.

2.Procesverloop

- Verzoekers hebben een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
- Verzoekers zijn uitgenodigd voor de zitting op 18 januari 2022. Bij die uitnodiging hebben verzoekers ook het WSNP-informatieboekje gekregen.
- Op 17 januari 2022 heeft de heer H.H.M. Meijroos, advocaat, namens schuldeiser [X] een schriftelijk bezwaar tegen de toelating tot de schuldsaneringsregeling ingediend.
  • Op de zitting zijn verschenen:
  • verzoekers;
- [Y], adviseur [naam organisatie].

3.Beoordeling van het verzoek

3.1.
De rechtbank wijst de verzoeken tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling toe. Hieronder wordt dit oordeel nader toegelicht.
3.2.
Verzoekers hebben ruim 25 jaar een onderneming gedreven onder de naam, [onderneming A]. In 2020 is deze onderneming opgeheven. Verzoekers stellen tot dit besluit te zijn gekomen door het uitbreken van de coronacrisis en fysieke problemen bij [verzoeker] na een auto-ongeval en een hartaanval. Uit de door verzoekers overgelegde schuldenlijst blijkt dat sprake is van een schuldenlast van € 431.680,96. Deze schuldenlast kan zondermeer als problematisch worden aangemerkt.
3.3.
Met hulp van de [naam organisatie] hebben verzoekers geprobeerd in het minnelijk traject tot een akkoord te komen. Dit is niet gelukt. De grootste schuldeiser, [X], is niet akkoord gegaan met het aangeboden akkoord.
3.4.
[X] stelt dat verzoekers niet moeten worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. Zij stelt dat sprake is van schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan of onbetaald gelaten. Zo wijst zij erop dat de schuldenlijst in het minnelijk traject niet gelijk is aan de schuldenlijst die is gevoegd bij het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering. De schuldenlast is, zonder enige verklaring, aanzienlijk toegenomen, terwijl andere schulden op de lijst ontbreken.
3.5.
Tijdens de zitting hebben verzoekers de wijzigingen op de schuldenlijst toegelicht. Zij hebben aangegeven dat géén sprake is van nieuwe schulden en voorts uitgelegd waarom bepaalde schulden niet meer zijn opgenomen. Van enige onduidelijkheid over de omvang van de huidige schuldenlast is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
3.6.
[X] stelt voorts dat verzoekers nooit hebben afgelost op de in 2017 verstrekte lening en dat zij de gehuurde bedrijfsruimte zonder behoorlijke oplevering hebben verlaten, waardoor eveneens sprake zou zijn van schulden te kwader trouw. Ook deze stelling is door verzoekers ter zitting weersproken. Zij stellen dat zij jarenlang last hebben ondervonden van de klusjesmannen die in het gehuurde aan het werk waren. Verder was sprake van een zeer slecht binnenklimaat, waardoor het gehuurde niet aan hun verwachtingen voldeed. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een geschil over het gehuurde en de daarmee samenhangende huurprijs. Dit betreft een zaak die aan de civiele rechter is voorbehouden. Op dit moment kan niet worden gezegd dat verzoekers te kwader trouw zijn geweest bij het niet voldoen van de schuld van [X].
3.7.
Ten slotte wijst [X] op een mogelijke vordering van de curator op [verzoeker] in verband met het op 2 november 2021 uitgesproken faillissement van [onderneming B], waarvan [verzoeker] bestuurder is. Uit het in dit faillissement ingediende openbare verslag blijkt niet dat een dergelijke vordering bestaat. [Y] heeft ter zitting aangegeven dat een dergelijke vordering ook niet is vermeld in de jaarstukken van de vennootschap. Deze omstandigheid staat op dit moment dan ook niet aan toewijzing van het verzoek in de weg.
3.8.
[X] stelt voorts dat niet te verwachten is dat verzoekers hun verplichtingen uit de wettelijke schuldsanering naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.9.
[verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat hij op dit moment in dienst is bij [bedrijf]. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een arbeidsovereenkomst en een loonstrook overgelegd. Uit deze stukken blijkt dat sprake is van een dienstverband van 20 uur per week. Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat hij door fysieke en psychische beperkingen niet in staat is om meer te werken. In het licht van de door [verzoeker] genoemde medische beperkingen is op dit moment voldoende aannemelijk dat hij voldoet aan de inspanningsverplichtingen die in de schuldsaneringsregeling gelden. [verzoeker] heeft ter zitting verder aangegeven dat hij bereid is om meer uren te werken, indien hij daartoe in staat wordt geacht. Ook is hij bereid om aanvullend te solliciteren.
3.10.
[verzoekster] heeft ter zitting aangegeven dat zij inmiddels een AOW-uitkering ontvangt. Gelet op de leeftijd van [verzoekster] bestaat voor haar niet langer een arbeids- en of sollicitatieverplichting. Naar het oordeel van de rechtbank zetten verzoekers zich op dit moment maximaal in om inkomsten te verdienen ten behoeven van hun schuldeisers. Dat verzoekers gemotiveerd zijn om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen, blijkt ook uit de door de Kredietbank overgelegde stuken.
Deze beslissing is genomen door mr. A.C.M. Höppener, rechter, en uitgesproken op
25 januari 2022 in tegenwoordigheid van A.F. Mooijman, griffier.