ECLI:NL:RBDHA:2022:5268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
9624379 RP VERZ 22-50008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer na uitlatingen over werkgever via mediakanalen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, een vereniging. De werknemer was op staande voet ontslagen vanwege uitlatingen die hij via verschillende mediakanalen had gedaan over de werkgever, die als discriminerend en kwetsend werden beschouwd. De werknemer had zich in een persbericht en op sociale media negatief uitgelaten over de Tweede Kamerfractie van de werkgever, waarbij hij beschuldigingen van chantage en afluisteren uitte. De werkgever stelde dat deze uitlatingen een dringende reden voor ontslag op staande voet vormden, omdat ze de goede naam van de organisatie ernstig schade toebrachten.

De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om betaling van zijn loon en een billijke vergoeding. Hij voerde aan dat er geen dringende reden voor het ontslag was en dat hij het recht had om misstanden binnen de organisatie aan de kaak te stellen. De werkgever betwistte dit en stelde dat de werknemer niet als een goed werknemer had gehandeld door zijn beschuldigingen publiekelijk te uiten zonder eerst intern te klagen.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever terecht het ontslag op staande voet had gegeven. De rechter benadrukte dat het ontslag op staande voet aan strenge eisen is gebonden en dat de werknemer niet had aangetoond dat hij binnen de organisatie geen gehoor had gevonden voor zijn klachten. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de werkgever.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CK/c
Zaaknummer: 9624379 RP VERZ 22-50008
Uitspraakdatum: 18 mei 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. R.J.M.C.I. Janischka,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[naam vereniging],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
verder te noemen: werkgever,
gemachtigde: mr. U Karatas.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift strekkende tot vernietiging van een ontslag op staande voet, ter griffie ingekomen op 10 januari 2022;
  • het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 29 maart 2022.
1.2.
Op 5 april 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die zitting is werknemer in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Namens werkgever is verschenen [naam 1] bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Van hetgeen op die zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Partijen zijn er onderling niet uitgekomen. Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Werknemer is geboren op [geboortedag] 1984 en sinds 1 december 2020 voor bepaalde tijd (tot 1 maart 2022) in dienst bij werkgever, laatstelijk in de functie van Bestuursondersteuner tegen een salaris van € 622,00 bruto per maand voor 8 uur per week, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Op 10 september 2021 krijgt werknemer te horen dat hij [functie 1] voor Den Haag wordt.
2.3.
Op 30 september 2021 is werknemer door de partijvoorzitter van [naam vereniging] , [naam 2] , geconfronteerd met een drietal geluidsfragmenten waaruit zou blijken dat werknemer zich discriminerend en racistisch heeft uitgelaten over een collega [functie 1] en degenen die op deze collega [functie 1] stemmen. Werknemer heeft daarop aangegeven dat aan die uitspraken een context verbonden is.
2.4.
Naar aanleiding van het voorgaande is werknemer op 30 september 2021 eveneens door [naam 2] te kennen gegeven dat hij geen [functie 1] meer kan worden.
2.5.
Op 4 oktober 2021 heeft werknemer het landelijk bestuur van [naam vereniging] verzocht de geluidsopnamen te mogen horen en heeft werknemer verzocht om een onderzoek in te stellen naar de herkomst van de geluidsopnamen. Aan dat verzoek is geen gehoor gegeven door [naam vereniging] .
2.6.
Op 11 oktober 2021 heeft werknemer zich ziekgemeld.
2.7.
Op 8 november 2021 heeft [naam 2] , in zijn hoedanigheid van bestuursvoorzitter, de volgende e-mail gestuurd naar werknemer:
[…]
Middels dit schrijven willen wij je informeren over de stand van zaken ten aanzien van je kandidaatstelling en je opstelling tot nu toe.
Het bestuur is op maandag 27 september geconfronteerd met een 3-tal geluidsfragmenten waarin uitspraken door jou zijn gedaan over een collega kandidaat [functie 1] en de mensen die op hem zouden kunnen stemmen. Daarnaast spreek je je uit over de rol van de Tweede Kamer fractie en het bestuur bij de vorming van de kieslijsten.
Het bestuur rekent je in het bijzonder aan hoe je je hebt geuit over een collega kandidaat. De woorden die je hebt gebezigd om je collega te identificeren vond het bestuur dusdanig aanstootgevend, onprofessioneel en onverenigbaar met waar [naam vereniging] voor staat dat het bestuur je donderdag 30 september mondeling te kennen heeft gegeven dat je geen [functie 1] (meer) kunt worden in Den Haag.
[…]
Je hebt na het bestuursbesluit het bestuur aangegeven graag onderzoek te willen naar de totstandkoming van de geluidsfragmenten en de context waarin het een en ander is gezegd en/of gedaan. Je betwist niet dat je uitspraken van deze strekking hebt gedaan, doch je bent van mening dat de context ontbreekt. Dit omdat ook jij de gang van zaken niet acceptabel vond. Je hebt het bestuur een naam genoemd van de persoon die heimelijk de opname zou hebben gemaakt.
Het bestuur heeft meerdere mensen gesproken in een poging te achterhalen hoe, wanneer en waar de geluidsfragmenten zijn opgenomen en in het bijzonder met welke intentie. Hierbij heeft het bestuur ook met de volgens jou opgegeven manspersoon gesproken. Echter ontkent die persoon elke vorm van betrokkenheid. Daarnaast is gebleken dat het voor het bestuur onmogelijk is om überhaupt te achterhalen wie die opname heeft gemaakt, echter gezien het feit dat jij aan ons hebt aangegeven dat dit in een restaurant zou zijn opgenomen, is het je nog meer aan te rekenen dat je dit soort uitspraken doet in een voor iedereen toegankelijke publieke ruimte. […]
Het bestuur heeft je te kennen gegeven dat gezien je jarenlange inzet voor [naam vereniging] Den Haag en je loyaliteit aan de partij je wel nog kandidaat kunt zijn voor de kieslijst, echter wel met de uitdrukkelijke voorwaarde dat je zwart op wit heel duidelijk afstand doet van de uitspraken die je hebt gedaan en je excuses aanbiedt aan een ieder die zich daardoor gediscrimineerd kan voelen en/of zich voelt.
[…]
Om de hierboven genoemde redenen verzoekt het bestuur je dringend om uiterlijk dinsdag 9 november 2021 voor 18.00 uur afstand te nemen van je uitspraken en hiervoor je excuses te maken, zoals hierboven vermeld.
2.8.
Op 9 november 2021 volgt een persbericht van het afdelingsbestuur [naam vereniging] Den Haag, waarvan werknemer op dat moment de [functie 2] is:
Twee leden van het afdelingsbestuur van [naam vereniging] Den Haag zijn onlangs wekenlang afgeluisterd. Meerdere gesprekken die zij hadden met onder andere familieleden, kennissen en partijleden zijn daarbij heimelijk opgenomen. Een zeer grof schandaal. Op de middag en avond van zondag 26 september 2021 vond in een restaurant in Den Haag een etentje plaats met de twee lokale bestuursleden en een medewerker van de Tweede Kamerfractie van [naam vereniging] , waarbij meerdere gesprekken heimelijk zijn opgenomen.
Op maandagochtend 27 september beschikt [naam 3] over een geluidsopname waarop uitspraken zijn te horen die door een van de lokale bestuursleden tijdens het etentje van 26 september zijn gedaan. Deze geluidsopname heeft hij aan het landelijk bestuur van [naam vereniging] laten horen. Vervolgens is het lokale bestuurslid met deze uitspraken gechanteerd om afstand te doen van zijn lijsttrekkerschap namens [naam vereniging] voor de gemeenteraadsverkiezingen 2022 in Den Haag. Op donderdag 28 oktober heeft landelijk bestuur van [naam vereniging] in een gesprek met dit lokale bestuurslid aangegeven dat zij naar aanleiding van het onderzoek dat zij hebben verricht ervan uitgaan dat eerdergenoemde medewerker van de Tweede Kamerfractie van [naam vereniging] degene is geweest die op 26 september in het restaurant en op andere plekken heimelijk gesprekken heeft opgenomen.
Uit eigen onderzoek van de afdeling is gebleken dat de Tweede Kamerfractie van [naam vereniging] beschikt over professionele afluisterapparatuur. Dit is door een ex-medewerker van de Tweede Kamerfractie van [naam vereniging] aan het afdelingsbestuur bevestigd. Daarnaast hebben wij meerdere signalen gekregen van personen binnen de partij die gechanteerd zijn om afstand te doen van hun kandidatuur of andere functie binnen [naam vereniging] .
Het afdelingsbestuur vindt het kwalijk dat het kennelijk een praktijk is binnen onze partij dat door middel van heimelijk opgenomen gesprekken en knip- en plakwerk met uitspraken kandidaten worden gechanteerd. Dit is iets wat wij totaal niet verwachten binnen onze partij die staat voor eerlijkheid en rechtvaardigheid.
Ondanks meerdere dringende verzoeken van het afdelingsbestuur heeft het landelijk bestuur van [naam vereniging] geweigerd een onafhankelijk onderzoek in te laten stellen naar deze afluisterpraktijken. Dit vinden wij onbegrijpelijk. De lokale bestuursleden van [naam vereniging] Den Haag en andere betrokkenen voelen zich onveilig, hun privacy is ernstig aangetast en mogelijk zijn er strafbare feiten gepleegd. Een betrokkene die geen partijlid is, is voornemens aangifte te doen bij de politie en een klacht in te dienen bij het College van onderzoek integriteit van de Tweede Kamer.
Het landelijk bestuur van [naam vereniging] is voornemens deze week de lijstrekker en kandidatenlijst voor [naam vereniging] voor de gemeenteraadsverkiezingen in Den Haag bekend te maken. Dit terwijl ons afdelingsreglement voorschrijft dat na advies van de lokale kandidaatstellingscommissie het afdelingsbestuur eerst een concept-kandidatenlijst voorlegt aan de lokale ledenvergadering en dat afdeling de kandidatenlijst bekendmaakt. De afdeling en haar leden worden bij de samenstelling van de kandidatenlijst volledig gepasseerd. Dit vinden wij onacceptabel en een minachting van
onze ledendemocratie.
Het afdelingsbestuur van [naam vereniging] Den Haag is momenteel bezig (juridische) stappen voor te (laten) bereiden tegen zowel het heimelijk opnemen en het besluit van het landelijk bestuur om deze week de kandidatenlijst bekend te maken zonder de goedkeuring van Haagse leden van [naam vereniging] .
Onze inspanningen zijn mede gericht op een duurzame oplossing voor [naam vereniging] Den Haag in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen op 16 maart 2022. Onze kiezers in Den Haag verdienen transparantie en een goede vertegenwoordiging in de gemeenteraad.
Afdelingsbestuur [naam vereniging] Den Haag
[naam 4] [functie 3]
[naam 5] [functie 4]
[naam 6] [functie 5]
2.9.
Eveneens op 9 november 2021 volgt een persbericht het landelijk bestuur van [naam vereniging] Den Haag:
Den Haag, 9 november 2021 - Het landelijk bestuur van [naam vereniging] heeft enkele weken geleden een melding ontvangen van een aantal uitspraken van [verzoeker] . Het bestuur concludeerde dat de uitspraken aanstootgevend. kwetsend en discriminerend van aard waren en niet te verenigen zijn met het gedachtegoed van [naam vereniging] .
Het landelijk bestuur heeft hierop besloten om in het kader van hoor en wederhoor [verzoeker] uit te nodigen voor een aantal gesprekken. Tijdens deze gesprekken bevestigde [verzoeker] deze uitspraken te hebben gedaan maar op geen enkele wijze inzicht toonde noch spijt betuigde voor diens uitspraken. Het bestuur heeft [verzoeker] duidelijk gemaakt dat hij geen [functie 1] kan zijn gegeven deze uitspraken en dit gedrag.
Vanuit die constatering heeft het bestuur van [naam vereniging] besloten om schriftelijk hierop nogmaals desbetreffende persoon de mogelijkheid te bieden om voor dinsdag 9 november 2021 voor 18.00 uur spijt te betuigen en afstand te nemen van de racistische uitspraken. In afwachting van die stap heeft het bestuur zijn kandidaatstelling opgeschort.
Het viel het bestuur op dat [verzoeker] vervolgens zichzelf heeft wijsgemaakt dat er allerlei complotten tegen hem zijn gesmeed en in zijn eigen fantasiewereld is gaan leven. Hij heeft zijn frustratie en teleurstelling vervolgens omgezet in een kwalijke, ongefundeerde en buitengewoon ernstige beschuldiging in de richting van onze Tweede Kamerfractie. Het bestuur is in overleg met de fractie over juridische vervolgstappen tegen [verzoeker] .
Zero tolerance discriminatie en racisme
[naam vereniging] is een partij die strijdt tegen uitsluiting op basis van sekse, huidskleur, geloof, geaardheid of andere gronden. Wanneer een klokkenluider zich meldt met een klacht hierover, biedt het bestuur eerst een optie tot een open gesprek met de mogelijkheid tot een reactie. Wanneer dit gesprek onvoldoende aanleiding biedt tot een gedragswijziging gaat de partij over tot een zero tolerance beleid. Gelijkwaardigheid en respectvol omgaan met elkaar is het fundament van [naam vereniging] .
2.10.
Op 11 november 2021 wordt werknemer op staande voet ontslagen door werkgever in de persoon van [naam 7] . In de ontslagbrief staat, voor zover relevant, het volgende:
Hierbij bericht ik u namens Politieke Beweging [naam vereniging] (“ [naam vereniging] ”) dat u per direct op staande voet
bent ontslagen.
De dringende reden voor het ontslag op staande voet is gelegen in het feit dat u zich op 9 november jl. via verschillende mediakanalen als de Telegraaf en Twitter op ontoelaatbare wijze heeft uitgelaten over (de Tweede Kamerfractie van) [naam vereniging] . Met een persverklaring op de Twitterpagina van [naam vereniging] Den Haag heeft u de Tweede Kamerfractie van [naam vereniging] er onder meer van beschuldigd heimelijk geluidsopnamen te maken, deze middels knip- en plakwerk te bewerken en daarmee kandidaten te chanteren. U heeft gesteld dat [naam vereniging] daartoe zou beschikken over professionele afluisterapparatuur. Ook u zou volgens uw verklaring met een heimelijk gemaakte geluidsopname gechanteerd zijn.
U heeft verder gesteld dat lokale bestuursleden van [naam vereniging] Den Haag zich onveilig zouden voelen, dat hun privacy ernstig zou zijn aangetast en dat er mogelijk strafbare feiten zouden zijn gepleegd.
U heeft hiermee zeer ernstige beschuldigingen geuit richting de Tweede Kamerfractie [naam vereniging] , terwijl die beschuldigingen elke onderbouwing missen en bezijden de waarheid zijn. U heeft een beeld van [naam vereniging] proberen te schetsen die indruist tegen al hetgeen waar [naam vereniging] voor staat. Uw uitlatingen kunnen geen ander doel hebben dan [naam vereniging] in een kwaad daglicht te stellen en haar schade toe te brengen.
[…]
Zowel de inhoud van uw uitlatingen als het feit dat u de uitlatingen via mediakanalen heeft geuit terwijl u wist, althans had behoren te weten, dat die uitlatingen [naam vereniging] , mede in aanloop naar de komende gemeenteraadsverkiezingen, zouden kunnen schaden, leveren zowel op zichzelf staand als in samenhang bezien een dringende reden voor een ontslag op staande voet op. Met uw handelen heeft u grovelijk de plichten veronachtzaamd welke uw arbeidsovereenkomst u oplegt. Door al dan niet bewust schade voor [naam vereniging] van uw ongefundeerde en ernstige uitlatingen te aanvaarden, bent u het vertrouwen van [naam vereniging] onwaardig geworden.
2.11.
Op 12 november 2021 wordt werknemer geroyeerd als lid van werkgever.
2.12.
Op 26 november 2021 wordt werknemer door werkgever aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 60.000,00 vanwege aantasting van de goede naam en eer van werkgever.
2.13.
Op 8 december 2021 heeft werknemer bezwaar aangetekend tegen het royement van hem als lid van werkgever.
2.14.
Bij brief van 23 december 2021 heeft (de gemachtigde van) werknemer aan werkgever het volgende bericht:
[…]
Ik zal namens cliënt uitgebreid alle feiten en omstandigheden naar voren brengen, waaruit zal blijken dat de gestelde gedragingen zoals in de ontslagbrief van 11 november 2021 ver meld zijn, zowel afzonderlijk, als ook in samenhang gezien, niet aan te merken zijn als een dringende reden. Ik merk daarbij op dat [naam vereniging] een behoorlijke inbreuk heeft gemaakt op de privacy van cliënt door geluidsopnames te (laten) maken, dan wel opnamen te gebruiken die heimelijk door een ‘klokkenluider’ zijn gemaakt. De belangen van cliënt zijn ernstig geschaad door de handelwijze van [naam vereniging] . Ook de wijze waarop cliënt door [naam vereniging] in de media is afgeschilderd, door in een persbericht te melden dat hij in een fantasiewereld leeft, past op geen enkele wijze bij het gedrag van een goed werkgever.
[…]
2.15.
Bij brief van 20 januari 2022 heeft werkgever werknemer zekerheidshalve aangezegd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet verlengd zal worden zodat deze in ieder geval per 1 maart 2022 van rechtswege is geëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Werknemer heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. het door werkgever op 11 november 2021 gegeven ontslag te vernietigen;
II. werkgever te veroordelen tot betaling aan werknemer van het verschuldigde loon vanaf 11 november 2011 van € 622,00 bruto per maand te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente vanaf iedere datum van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
III. voor recht te verklaren dat het verschuldigde loon vanaf 11 november 2021 niet verrekend mag worden met het loon over de opzegtermijn;
subsidiair
IV. werkgever te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding van € 5.000,00 dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
V. werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 280,51;
VI. werkgever te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Werknemer heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt is geen sprake, werkgever heeft in strijd met artikel 6:671 BW opgezegd. Werknemer heeft de vrijheid om in een politieke omgeving misstanden aan de kaak te stellen. Daarvoor moet binnen een politieke partij ruimte en veiligheid zijn. De handelwijze van werknemer kan onder de gegeven feiten en omstandigheden niet leiden tot een ontslag op staande voet, net zoals in de arbeidszaak van [naam 8] . Het persbericht dat werkgever in reactie gaf op het persbericht van werknemer is een goed werkgever onwaardig omdat de goede eer en naam van werknemer nodeloos wordt geschaad. Gegeven is namelijk dat er heimelijk geluidsopnamen zijn gemaakt terwijl een werknemer recht heeft op een veilige werkomgeving, aldus werknemer. Verder zijn de gevolgen van het ontslag op staande voet voor werknemer groot. Behalve dat het veel publiciteit trekt, had werkgever ook rekening dienen te houden met de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst op relatief korte termijn, namelijk per 1 maart 2022, zou eindigen alsmede met de omstandigheid dat werknemer zich jarenlang zeer actief en belangeloos heeft ingezet voor werkgever en het persbericht behalve door werknemer nog door twee andere medewerkers is opgesteld.
3.3.
Werkgever heeft als verweer aangevoerd dat de inhoud van het persbericht van werknemer als voorzitter de belangen van werkgever kan schaden. De daarin geuite beschuldigen zijn ongefundeerd. Werknemer had de mogelijkheid zijn zorgen eerst intern te uiten. Door te handelen zoals werknemer heeft gedaan, heeft hij in strijd gehandeld met goed werknemerschap.
3.4.
Op de overige stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien de gevolgen van een ontslag op staande voet voor een werknemer verregaand zijn, is het ontslag op staande voet gebonden aan strenge vereisten. Het ontslag op staande voet is namelijk het
ultimum remedium. De opzeggende partij moet de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden onverwijld opzeggen en hij moet de wederpartij onverwijld mededeling doen van de dringende reden. Het enige dat tussen partijen in geschil is, is de vraag of sprake is van een dringende reden die volgens werkgever (en dit is ook neergelegd in de ontslagbrief van 11 november 2021) is gelegen in de uitlatingen die werknemer via verschillende mediakanalen heeft gedaan zoals deze zijn weergegeven onder 2.8. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
4.2.
In artikel 7:611 BW is bepaald dat de werkgever en de werknemer verplicht zijn zich als een goed werkgever en goed werknemer te gedragen. Dit bedoelde goed werknemerschap houdt onder meer in dat een werknemer jegens zijn werkgever gehouden is tot discretie en loyaliteit, ook als sprake is van misstanden binnen de organisatie van werkgever. Een werknemer heeft de vrijheid misstanden publiekelijk te melden maar zal pas vertrouwelijke informatie in de openbaarheid mogen brengen als er geen alternatieve, voor zijn werkgever minder schadelijke wegen openstaan en de werknemer binnen de organisatie van werkgever geen gehoor vindt. Verder wordt van de werknemer verlangd dat hij een belangenafweging maakt en verifieert of de door hem te openbaren informatie accuraat en betrouwbaar is.
De vrijheid van een werknemer misstanden (publiekelijk) te melden is derhalve niet onbegrensd.
4.3.
Werknemer stelt dat sprake is van misstanden binnen de organisatie van de werkgever. Deze misstanden bestaan volgens hem uit het afluisteren van twee leden van het afdelingsbestuur van [naam vereniging] Den Haag (waaronder werknemer). Ook zou een gesprek zijn opgenomen tijdens een etentje op 26 september 2021 in een restaurant in Den Haag. Vervolgens is werknemer naar eigen zeggen met de geluidsopnamen gechanteerd om afstand te doen van zijn [functie 1] . Werknemer stelt dat deze handelwijze een praktijk is binnen de partij. Ondanks meerdere verzoeken daartoe heeft werkgever geweigerd een onderzoek in te stellen naar deze afluisterpraktijken waardoor lokale bestuursleden zich onveilig voelen en hun privacy zou zijn aangetast, aldus werknemer. Verder zouden er mogelijk strafbare feiten zijn gepleegd. Dit alles wordt door werkgever betwist.
4.6.
De kantonrechter constateert dat werknemer weliswaar vergaande stellingen inneemt maar deze feitelijk nauwelijks onderbouwt. Werkgever erkent dat zij de beschikking heeft gekregen over een geluidsopname van een gesprek dat werknemer heeft gevoerd in een restaurant in Den Haag op 26 september 2021. Het enkele feit dat de geluidsopname werkgever heeft bereikt betekent, anders dan werknemer kennelijk meent, echter nog niet dat de werkgever opdracht heeft gegeven tot het maken van deze opname dan wel daar anderszins verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Dat dit wel het geval zou zijn, hetgeen door de werkgever wordt betwist, volgt ook niet uit de door werknemer overgelegde stukken. Daaruit volgt eveneens niet dat er bij werkgever (dan wel bij de Tweede Kamerfractie van [naam vereniging] ) sprake is van (meer in het algemeen) afluister- en chantagepraktijken, zoals werknemer stelt. Anders dan werknemer stelt heeft werkgever onderzoek gedaan naar de herkomst van het geluidsfragment door de fractiemedewerker die bij het etentje op 26 september 2021 aanwezig was te horen, maar dat heeft niets opgeleverd. Uit niets blijkt dat werknemer daarna zelf nog een onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van zijn vergaande stellingen. In plaats daarvan heeft werknemer er voor gekozen om een uitgebreid persbericht te doen uitgaan naar verschillende media waarin ernstige beschuldigingen in de richting van werkgever zijn geuit, terwijl hij zich er van bewust moest zijn dat hij voor zijn stellingen volstrekt onvoldoende bewijs had. Dat hij daarbij een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij de belangen van werkgever zijn betrokken is gesteld noch gebleken. Alleen al daarom is de kantonrechter van oordeel dat de werknemer niet als een goed werknemer heeft gehandeld.
4.7.
Maar zelfs al zouden de beschuldigingen beter gefundeerd zijn, dan nog had werknemer deze pas naar buiten mogen brengen nadat was gebleken dat hij binnen de organisatie geen gehoor had gevonden voor de door hem geconstateerde misstanden. Hij diende in dat geval immers de voor werkgever minst schadelijke weg te kiezen. Werkgever heeft ter zitting aangevoerd dat er binnen de organisatie een vertrouwenspersoon is aangesteld tot wie de werknemer zich had kunnen richten. Dat dit het geval is wordt door de werknemer niet betwist. Dat hij daar geen gehoor zou hebben gevonden blijkt uit niets. Dat het persbericht noodzakelijk was om transparantie naar de Haagse kiezers zou dienen, volgt de kantonrechter eveneens niet.
4.8.
Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever terecht het dienstverband van werknemer heeft beëindigd op grond van een dringende reden, zodat het verzoek tot vernietiging van dit ontslag zal worden afgewezen, net als het daarmee samenhangende verzoek tot betaling van het loon en de verzochte verklaring voor recht.
Nu sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, terwijl van (ernstig) verwijtbaar handelen van werkgever niet is gebleken, ziet de kantonrechter geen aanleiding aan werknemer een billijke vergoeding en een transitievergoeding toe te kennen, zoals is verzocht. Ook de subsidiaire verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
4.9.
Werknemer heeft nog aangevoerd dat werkgever slecht werkgeverschap kan worden verweten aangezien werkgever zich via mediakanalen onnodig grievend heeft uitgelaten over de werknemer. Hoewel ook dergelijke uitlatingen een werkgever bepaald niet sieren, laat de werknemer evenwel na aan te voeren welke (rechts)gevolgen dit zou moeten hebben zodat het bij deze vaststelling kan blijven.
4.10.
De vergelijking van werknemer met de arbeidszaak van werkgever jegens [naam 8] ontgaat de kantonrechter. Anders dan in deze zaak lag de dringende reden niet ter beoordeling en was het gegeven ontslag op staande voet vanwege het ontbreken van de onverwijldheid (reeds) niet rechtsgeldig. Verder heeft de kantonrechter te Rotterdam niet kunnen vaststellen dat [naam 8] grenzen is overgegaan bij het generen van media-aandacht en betreffen haar uitlatingen persoonlijke opvattingen en meningen. In de onderhavige zaak zijn evenwel grenzen overschreden, zoals hiervoor is overwogen.
4.11.
Werknemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van werkgever.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken van werknemer af;
5.2.
veroordeelt werknemer tot betaling van de proceskosten aan de zijde van werkgever, die de kantonrechter tot en met heden vaststelt op € 498,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, kantonrechter en op
18 mei 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.