ECLI:NL:RBDHA:2022:525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
NL20.5581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag die op 18 december 2018 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000, was op 18 mei 2019 verstreken. Verzoekster heeft op 3 maart 2020 een beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarna verweerder op 16 oktober 2020 alsnog op de asielaanvraag heeft beslist. Op 18 december 2020 heeft verzoekster het beroep niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, heeft de rechtbank besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is.

De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager en is openbaar gemaakt. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5581

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D.P.J. Cain),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 18 december 2018.
Verzoekster heeft op 18 december 2020 het beroep niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijk uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoekster heeft op 18 december 2018 een asielaanvraag ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de beslistermijn zes maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden in het vierde en het vijfde lid om deze termijn te verlengen. Dit betekent dat verweerder in beginsel op 18 mei 2019 een beslissing had moeten nemen.
3. Op 3 maart 2020 is door verzoekster een beroep niet tijdig beslissen ingediend. Op 16 oktober 2020 heeft verweerder alsnog beslist [1] op de asielaanvraag van verzoekster. Op 18 december 2020 heeft verzoekster het beroep niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft bij schrijven van 4 januari 2021 meegedeeld geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten te zien. Verweerder is van mening dat het intrekken van het beroep niet tijdig beslissen als gevolg heeft dat eiseres afstand heeft gedaan van een eventuele proceskostenveroordeling.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet tijdig beslissen terecht is ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn op 18 mei 2019 is verstreken en de ingebrekestelling van
7 februari 2020 geldig is. Omdat verzoekster wel terecht beroep niet tijdig beslissen heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze vast op € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 759,- per punt en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie dossier NL20.18688