ECLI:NL:RBDHA:2022:5209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
20/7092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor bril op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een bril had ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiseres ontving een AIO-aanvulling op haar AOW en had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de meerkosten van een nieuwe bril, nadat haar zorgverzekering een deel van de kosten vergoedde. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat de zorgverzekering als een passende en voorliggende voorziening werd beschouwd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de bril waarvoor zij bijstand vroeg, niet had aangeschaft en dat er geen procesbelang was bij een oordeel over de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat, zelfs als de bril wel was aangeschaft, de aanvraag op grond van de Participatiewet niet zou zijn toegewezen, omdat de zorgverzekering een toereikende voorziening biedt. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van het beleid af te wijken, en dat de noodzaak voor een nieuwe bril niet voldoende was aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7092

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: H. Rietveld).

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van een bril afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter Teams-zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt in aanvulling op een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) een AIO-aanvulling ingevolge de Participatiewet (Pw). Op
19 augustus 2020 heeft eiseres een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de meerkosten van een nieuwe een bril (montuur en glas) van € 205,-. Ten tijde van de aanvraag was eiseres aanvullend verzekerd bij Menzis, waarbij zij eens in de twee jaar een declaratie van maximaal 125,- kan indienen. Uit de overgelegde pro forma nota van opticien Pearle van 24 augustus 2020 blijkt dat de bril € 50,- kost en de glazen € 140,- per stuk; totaal € 330,-. Uit de nota blijkt verder dat de zorgverzekering een bedrag van € 125,- zal vergoeden, waardoor een bedrag van € 205,- resteert.
2.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen op de grond dat de zorgverzekering bij Menzis een passende en voorliggende voorziening is. Verweerder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden om op grond van het gemeentelijk beleid hiervan af te wijken.
2.2
Het daartegen gemaakte bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat de vergoeding van de zorgverzekeraar een passende en toereikende voorliggende voorziening is. De zorgverzekering van eiseres vergoedt eens in de twee jaar een bril. Hoewel de meerkosten van een bril op grond van de gemeentelijke richtlijnen in het kader van bijstand kunnen worden verstrekt, is verweerder in geval van eiseres niet gebleken van noodzakelijke kosten. Daartoe voert verweerder aan dat de duurdere glazen gewenst zijn omdat eiseres die nu ook heeft, en dat niet is gebleken dat het oude montuur niet opnieuw gebruikt kan worden en dat eiseres bij andere opticiens heeft geïnformeerd naar prijzen.
In haar verweerschrift stelt verweerder zich verder op het standpunt dat het feit dat enkele jaren geleden wel bijstand voor de meerkosten van een bril is toegekend, dit geen aanleiding is om opnieuw bijstand te verstrekken.
3. Eiseres voert aan dat uit een jaarlijkse controle bij de opticien is gebleken dat haar ogen achteruit zijn gegaan in vergelijking met 2018. De opticien heeft haar geadviseerd om een nieuwe multifocale bril aan te schaffen. De gemeente heeft enkele jaren geleden de meerkosten van een multifocale bril toegekend, waardoor eiseres er vanuit ging dat verweerder dit weer zou toekennen. Daarnaast voert eiseres aan dat haar inkomen onvoldoende is om de meerkosten van de bril zelf te betalen.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep.
4.1
Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat zij navraag heeft gedaan over de aanschaf van de bril zoals vermeld in de pro forma nota. Uit de navraag is verweerder gebleken dat eiseres € 125,- van de zorgverzekering heeft ontvangen, maar dat eiseres de bril waarvoor de meerkosten als bijzondere bijstand zijn gevraagd, niet heeft gekocht. Eiseres, die zonder bericht van verhindering niet op de zitting aanwezig was, heeft dit niet weersproken.
4.2
De rechtbank maakt hieruit op dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd, zich dus niet hebben voorgedaan. Hieruit volgt dat eiseres geen procesbelang heeft bij een oordeel over de vraag of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3
Voor het geval de bril toch wel gekocht zou zijn, overweegt de rechtbank ten overvloede en ter voorlichting van eiseres het volgende. Artikel 15, eerste lid, van de Pw staat aan toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg. De Zorgverzekeringswet vormt een toereikende en passende voorliggende voorziening. Het enkele feit dat de (aanvullende) zorgverzekeraar van eiseres niet de volledige kosten van de bril vergoedt, maakt niet dat geen sprake is van een voorliggende voorziening. Artikel 16, eerste lid, van de Pw biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de Pw, de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Van een dergelijke situatie is de rechtbank niet gebleken.
4.4
Ter zitting heeft verweerder verder uitgelegd dat volgens het beleid alleen in uitzonderlijke gevallen de meerkosten van een bril worden vergoed. De noodzaak van een nieuwe bril moet dan bijvoorbeeld blijken uit het achteruitgaan van de ogen met minimaal één punt of moet blijken dat speciaal glas nodig is. In de situatie van eiseres is dit niet het geval.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
mr. V.A. Paul, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.