ECLI:NL:RBDHA:2022:5193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
AWB 21/2486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging EU-verblijfsrecht van een Nigeriaanse gemeenschapsonderdaan na relatiebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over het verblijfsrecht van een Nigeriaanse eiser. Het verblijfsrecht van de eiser is beëindigd vanwege het eindigen van zijn relatie met zijn referente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangenafweging die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is gemaakt, enigszins terughoudend is getoetst. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van het verblijfsrecht terecht in het nadeel van de eiser is uitgevallen. De eiser, die sinds 2019 in Nederland verbleef, heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn situatie in Nederland zwaarder weegt dan de redenen voor beëindiging van zijn verblijfsrecht. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn langdurige verblijf in Nederland, zijn sociale leven, en zijn seksuele geaardheid, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van de verweerder correct is uitgevoerd en dat er geen bijzondere binding met Nederland is die een verblijfsvergunning rechtvaardigt. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/2486

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: [naam 1],
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. Y.D. Ancion.

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiser als gemeenschapsonderdaan per 14 mei 2020 is geëindigd en eiser opgedragen Nederland binnen 4 weken te verlaten.
Bij besluit van 29 maart 2021 aangevuld met het besluit van 15 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en tevens ambtshalve geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier artikel 8 EVRM prive-leven.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld op 20 mei 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2022. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het onderzoek ter zitting is op 21 maart 2022 geschorst wegens de afwezigheid door ziekte van eiser. Op 10 mei 2022 is het onderzoek heropend en is eiser in het bijzijn van zijn gemachtigde gehoord. Het onderzoek is op 10 mei 2022 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] en bezit de Nigeriaanse nationaliteit. Met ingang van 3 juli 2019 is aan eiser een verblijfsdocument verstrekt waaruit blijkt dat hij in Nederland een (afgeleid) verblijfsrecht had als partner van [naam 2], referente.
Geschil
2.1.
Standpunt eiser
Verweerder heeft onvoldoende belang gehecht aan de situatie waarin eiser verkeert. Hij is al ruim vijf jaar in Nederland, heeft hier een baan en een sociaal leven. Daarnaast is hij al sinds 2008 niet in het land van herkomst geweest en is er sprake van ontvreemding. Dat eiser de bewijslast is gegeven van de stelling dat hij in het land geen herkomst geen baan kan krijgen en geen toekomst op kan bouwen is onuitvoerbaar en onredelijk. Verder is de seksuele geaardheid van eiser ten onrechte niet meegewogen, evenals het huiselijk geweld. Tot slot heeft eiser inmiddels een nieuwe vriendin, die in verwachting is van hem. Ook dit is niet meegenomen in beoordeling.
2.2.
Standpunt verweerder
Het rechtmatig verblijfsrecht van eiser als gemeenschapsonderdaan is per 14 mei 2020 geëindigd, omdat hij per die datum niet meer met referente samenwoonde en er geen sprake is geweest van een duurzame relatie gedurende 3 jaar, zodat eiser niet aan de voorwaarden van Vc B10/2.2. voldoet. Referente heeft verklaard dat de relatie met eiser sinds juni 2019 verbroken is. Er is niet gebleken dat eiser nadien opnieuw EU-verblijfsrecht heeft verkregen in Nederland. De belangenafweging die bij beëindiging van het verblijfsrecht moet volgen valt in het nadeel van eiser uit. Dat eiser sinds 2008 niet meer in het land van herkomst is geweest, daar geen baan kan krijgen en geen toekomst op kan bouwen is niet nader onderbouwd. Zijn verblijf in Nederland sinds april 2017 is gezien zijn leeftijd (destijds 34 jaar) relatief van korte duur. Het beroep op zijn bisexuele geaardheid hoort thuis in een asielprocedure. Het beroep van eiser op artikel 8:15 lid 4 sub d. van het Vb (huiselijk geweld) is onvoldoende onderbouwd met aangiftes en/of verklaringen.
Beoordeling
3.1.
Met verweerder stelt de rechtbank vast dat het rechtmatig verblijf van eiser op 14 mei 2020 is geëindigd. Eiser erkent dat de relatie met referente is verbroken. Voorts is hij sinds 14 mei 2020 uitgeschreven uit de gezamenlijke woning. Vanaf 14 mei 2020 kan eiser aan dat samenleven dan ook geen verblijfsrecht meer ontlenen.
Volgens zijn beleid in paragraaf B10/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 betrekt de IND in ieder geval de volgende persoonlijke omstandigheden bij de belangenafweging:
  • de verblijfsduur;
  • de banden die er nog zijn met het land van herkomst;
  • de gezinssituatie;
  • de medische situatie;
  • leeftijd;
  • overige beroepen op (sociale) voorzieningen;
  • de maten van sociale zekerheidspremies die eerder zijn betaald;
  • de mate van integratie in Nederland.
Het is aan de betrokkene om relevante gegevens en bescheiden ter zake te verstrekken.
3.2.
De belangenafweging die verweerder dient te maken, toetst de rechtbank enigszins terughoudend. Verweerder heeft in zijn overwegingen meegenomen dat eiser al ruim vijf jaar in Nederland is en hier een sociaal leven heeft opgebouwd en een baan heeft. Verweerder heeft zich echter niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, nu hij slechts relatief kort rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad en de belangen die door eiser zijn aangehaald niet nader onderbouwd zijn. Er is ook geen sprake van een bijzondere binding met Nederland die maakt dat eiser door zijn priveleven, familie-of gezinsleven aan Nederland is gebonden en dus aanspraak kan maken op een verblijfsvergunning regulier artikel 8 EVRM prive-leven. Dat eiser in zijn land van herkomst gevaar zou lopen vanwege zijn sexuele geaardheid is een asielgerelateerde grond. Beoordeling daarvan kan alleen plaatshebben in een asielprocedure.
3.3.
Het verzoek van eiser om zijn huidige situatie, zijnde zijn nieuwe vriendin en de verwachting van een kind, mee te wegen in beoordeling baat hem niet. De rechtbank is gehouden het bestreden besluit te toetsen naar de feiten en omstandigheden op het moment van de totstandkoming van het bestreden besluit (ex tunc beoordeling). Aangezien deze feiten op dat moment nog niet aan de orde waren, kunnen deze niet meegewogen worden.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.