ECLI:NL:RBDHA:2022:5179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
NL21.19305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis op basis van onvoldoende bewijs van familierelatie en DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was ingediend door eisers, bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, die naar Nederland wilden komen om zich bij de referente, de moeder, te voegen. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen omdat eisers de familierelatie met de referente niet voldoende hadden aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 10 december 2020 DNA-onderzoek had aangeboden om de familierelatie vast te stellen, maar dat eisers niet beschikbaar waren voor dit onderzoek. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat zij door een grensconflict tussen Eritrea en Ethiopië niet konden afreizen voor het DNA-onderzoek, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onterecht had besloten om geen nader uitstel te verlenen voor het DNA-onderzoek, aangezien eisers niet met documenten hadden onderbouwd dat het niet mogelijk was om af te reizen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de besluitvorming niet had hoeven aanhouden en dat het beroep van eisers ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19305

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

v-nummer: [V-nummer]
en de minderjarige kinderen,
[minderjarig kind 1]en
[minderjarig kind 2],
hierna te noemen eisers
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H.J. de Bonth).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 10 december 2020 heeft verweerder de aanvraag van [naam referente] (referente) ten behoeve van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen. Bij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers hiertegen ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2022 te Breda op zitting behandeld. Verschenen zijn de gemachtigde van eisers en referente. Als tolk is verschenen T. Tsegay. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank een schriftelijke vraag gesteld aan verweerder. Verweerder heeft hierop op 8 april 2022 gereageerd. Vervolgens hebben eisers bij schrijven van 26 april 2022 hierop gereageerd.
Nadat geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht op een nadere zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij besluit van 10 december 2019 heeft verweerder referente (van Eritrese nationaliteit, geboren op [geboortedatum referente] 2002) in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Referente heeft op 26 februari 2020 voor eisers een aanvraag voor een mvv ingediend, zodat zij bij haar in Nederland kunnen verblijven. Referente stelt dat eiseres haar moeder is en dat de minderjarige kinderen haar broer en zus zijn.
2. Verweerder heeft de mvv-aanvraag afgewezen omdat eisers de familierelatie met referente niet hebben aangetoond met documenten. Om de familierelatie tussen hen vast te stellen, heeft verweerder op 24 november 2020 DNA-onderzoek aangeboden. In deze brief is referente verzocht na te gaan of het doorgegeven telefoonnummer van eisers juist was en zo nodig een ander telefoonnummer door te geven waarop eisers bereikt konden worden. Op 10 december 2020 heeft de Nederlandse ambassade geprobeerd een afspraak in te plannen met eisers, maar het doorgegeven telefoonnummer van eisers klopte niet. Gelet daarop heeft verweerder eisers beschouwd als niet beschikbaar voor DNA-onderzoek. Verweerder heeft in het bestreden besluit de afwijzing gehandhaafd omdat het eisers ondanks uitstel opnieuw niet gelukt is om af te reizen naar de Nederlandse ambassade in Ethiopië voor DNA-onderzoek. Verweerder heeft in wat door eisers is aangevoerd geen aanleiding gezien om nader uitstel aan eisers te verlenen.
3. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen nader uitstel heeft verleend aan eisers om af te reizen naar de Nederlandse ambassade te Ethiopië voor DNA-onderzoek. Verweerder heeft geen rekening gehouden met het grensconflict tussen Eritrea en Ethiopië. Eisers konden hierdoor vanuit Eritrea niet afreizen naar de Nederlandse ambassade in Ethiopië. Onder deze omstandigheden kan het eisers niet verweten worden dat zij niet vanuit Eritrea naar Ethiopië konden afreizen. Verweerder had dan ook moeten wachten met het nemen van het besluit op bezwaar. Eisers hebben hier belang bij omdat referente bij een nieuwe aanvraag met hetzelfde verblijfsdoel niet langer minderjarig is. Er zullen dan andere en striktere voorwaarden van toepassing zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen eisers naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2020. [1]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het geschil beperkt zich tot de vraag of verweerder de besluitvorming in bezwaar had moeten aanhouden omdat eisers niet beschikbaar waren voor DNA-onderzoek.
5. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eisers geen nader uitstel verleend om alsnog af te reizen naar de Nederlandse ambassade in Ethiopië voor DNA-onderzoek. Eisers hebben niet met documenten onderbouwd dat het niet mogelijk was om af te reizen naar de Nederlandse ambassade. Bovendien heeft verweerder hangende de bezwaarprocedure eerder uitstel verleend aan eisers maar dit heeft er niet toe geleid dat het DNA-onderzoek alsnog kon plaatsvinden.
Verweerder wijst er voorts terecht op dat ten tijde van het bestreden besluit 11 maanden zijn verstreken sinds het primaire besluit. De termijnen voor het nemen van een beslissing op bezwaar, genoemd in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht, waren al ruimschoots overschrijden. Gedurende deze periode waren eisers nog immer niet beschikbaar voor DNA-onderzoek. Verder hebben eisers geen concrete prognose gegeven van de termijn waarbinnen zij wel zouden kunnen uitreizen voor het onderzoek. Eisers worden gevolgd in hun standpunt dat zij belang hebben bij DNA-onderzoek en besluitvorming op deze eerste aanvraag, omdat referente bij een opvolgende aanvraag meerderjarig is waardoor een ander toetsingskader geldt. Maar dat betekent niet dat verweerder was gehouden de besluitvorming nog langer aan te houden.
6. De rechtbank neemt hiertoe mede in aanmerking dat verweerder in zijn verweerschrift heeft vermeld dat een nieuwe aanvraag kansrijk is zodra DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden en de familierelatie tussen referente en eisers is vastgesteld. Verweerder zal daarbij de leeftijd van referente betrekken, maar ook dat de vader en zus van referente zich inmiddels in Nederland bevinden.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.