Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres
[minderjarig kind 1]en
[minderjarig kind 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was ingediend door eisers, bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, die naar Nederland wilden komen om zich bij de referente, de moeder, te voegen. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen omdat eisers de familierelatie met de referente niet voldoende hadden aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 10 december 2020 DNA-onderzoek had aangeboden om de familierelatie vast te stellen, maar dat eisers niet beschikbaar waren voor dit onderzoek. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat zij door een grensconflict tussen Eritrea en Ethiopië niet konden afreizen voor het DNA-onderzoek, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onterecht had besloten om geen nader uitstel te verlenen voor het DNA-onderzoek, aangezien eisers niet met documenten hadden onderbouwd dat het niet mogelijk was om af te reizen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de besluitvorming niet had hoeven aanhouden en dat het beroep van eisers ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.