ECLI:NL:RBDHA:2022:5170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
NL22.1598
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser op 1 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 februari 2022 een verweerschrift ingediend. Op 17 maart 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 28 maart 2022 verzocht om binnen twee weken te reageren op het bestreden besluit, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 17 maart 2022 alsnog op de asielaanvraag van eiser heeft beslist. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, aangezien hij zijn doel heeft bereikt. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft eiser verzocht om een bestuurlijke dwangsom, maar de rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is. Aangezien eiser zijn asielaanvraag na de inwerkingtreding van deze wet heeft ingediend, is artikel 1 van de Tijdelijke wet van toepassing, wat betekent dat verweerder geen bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn op de aanvraag heeft beslist en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1598

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 1 februari 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft op 17 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 17 maart 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Bij bericht van 28 maart 2022 heeft de rechtbank eiser verzocht binnen twee weken kenbaar te maken of hij het al dan niet eens is met het bestreden besluit. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 , eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 17 maart 2022 alsnog op de asielaanvraag van eiser heeft beslist. Eiser heeft geen procesbelang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissing op zijn asielaanvraag. Hij heeft immers bereikt wat hij met het beroep beoogde doordat verweerder de asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen en heeft ingewilligd. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
2. Voor zover eiser heeft verzocht om te bepalen dat verweerder aan hem een bestuurlijke dwangsom is verschuldigd, overweegt de rechtbank als volgt.
3. Ingevolge artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (de Tijdelijke wet) zijn onder meer de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb niet van toepassing op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Op grond van artikel 3 van de Tijdelijke wet blijft artikel 1 buiten toepassing indien verweerder vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw en hij vóór die datum van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb heeft ontvangen.
4. Eiser heeft op 7 juli 2021 en dus na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet een asielaanvraag ingediend, zodat artikel 1 van de Tijdelijke wet van toepassing is. Nu daarin is bepaald dat artikel 4:17 van de Awb niet van toepassing is, heeft verweerder geen bestuurlijke dwangsommen verbeurd.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder niet binnen de hiervoor gestelde termijn op de aanvraag van eiser heeft beslist. Gelet hierop veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50
(
driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.