Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 1 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 februari 2022 een verweerschrift ingediend. Op 17 maart 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 28 maart 2022 verzocht om binnen twee weken te reageren op het bestreden besluit, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 17 maart 2022 alsnog op de asielaanvraag van eiser heeft beslist. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, aangezien hij zijn doel heeft bereikt. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft eiser verzocht om een bestuurlijke dwangsom, maar de rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is. Aangezien eiser zijn asielaanvraag na de inwerkingtreding van deze wet heeft ingediend, is artikel 1 van de Tijdelijke wet van toepassing, wat betekent dat verweerder geen bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn op de aanvraag heeft beslist en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.