ECLI:NL:RBDHA:2022:5166
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visum kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische binding met het land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Surinaamse vrouw, tegen het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken om haar aanvraag voor een visum kort verblijf af te wijzen. Eiseres had op 22 november 2021 een visum aangevraagd voor familiebezoek, maar deze aanvraag werd op 29 november 2021 afgewezen. De minister concludeerde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikte en dat er redelijke twijfel bestond over haar terugkeer na het verblijf in Nederland.
Eiseres voerde in beroep aan dat de minister ten onrechte had aangenomen dat zij geen sterke sociale binding had met Suriname, aangezien zij daar met haar oom en tante woont en een professioneel voetballer is. De rechtbank oordeelde echter dat de minister terecht had geconcludeerd dat de sociale en economische banden van eiseres met Suriname niet voldoende waren om aan te nemen dat zij na haar verblijf in Nederland zou terugkeren. De rechtbank benadrukte dat eiseres geen zwaarwegende verplichtingen in Suriname had en dat haar familieleden inmiddels in Nederland wonen.
De rechtbank oordeelde dat de minister bij de beoordeling van visumaanvragen een grote beoordelingsruimte heeft en dat de conclusies van de minister terughoudend moeten worden getoetst. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan niet in hoger beroep worden aangevochten.