[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I de rechtshandelingen, waarbij blijkens de leveringsakte van 12 maart 2021 en de leveringsakte van 1 juli 2021 de eigendom van respectievelijk perceel [perceel1] en perceel [perceel2] van verkoopster aan [gedaagde] wordt overgedragen, wegens strijd met artikel 3:40 lid 1 BW nietig verklaart, althans uit hoofde van artikel 3:40 lid 2 BW vernietigt en [gedaagde] – voor zover vereist – veroordeelt tot medewerking aan rectificatie in de openbare registers;
II de op 6 januari 2021 ingeschreven koop in de openbare registers nietig dan wel ongeldig verklaart wegens het ontbreken van eensluidendheid en/of wegens het in strijd met de wet in de notariële verklaring vermelden van een overeenkomst met een afwijkende datum (24 december 2020) ten opzichte van de aangehechte koopovereenkomst (28 december 2020), terzake waarvan de uitvoering blijkens de leveringsakte d.d. 12 maart 2021 en de leveringsakte van 1 juli 2021 eveneens afwijkt van de gemaakte afspraken uit de aangehechte koopovereenkomst d.d. 28 december 2020 en aan [gedaagde] , althans jegens [eiseres] , een beroep op of bescherming van het bepaalde in artikel 7:3 lid 3 BW te ontzeggen en bepaalt dat het ten deze te wijzen vonnis gebruikt kan worden om de inschrijving van de koop d.d. 28 december 2020 in de openbare registers door te laten halen, althans in dier voege dat in de openbare registers vermeld wordt dat de inschrijving niet jegens [eiseres] werkt, althans in goede justitie te bepalen;
III voor recht verklaart dat [eiseres] ten opzichte van [gedaagde] het oudste recht op levering heeft terzake de percelen [perceel1] en [perceel2] in de zin van artikel 3:298 BW en dat [gedaagde] op het tijdstip van de inschrijving van de koop (tussen [gedaagde] en verkoopster) het vorenbedoelde oudste recht kende en zich niet kan beroepen op het bepaalde in artikel 7:3 lid 3 BW;
IV voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door te profiteren van de wanprestatie van verkoopster, althans door de percelen [perceel1] en [perceel2] in eigendom aan zich te laten leveren in weerwil van het oudere leveringsrecht van [eiseres] en aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] daardoor geleden heeft en nog zal lijden en gehouden is die schade aan [eiseres] te vergoeden;
V [gedaagde] subsidiair veroordeelt om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis haar volledige medewerking te verlenen en in dat kader alle handelingen te verrichten en na te laten die de notaris daarin redelijkerwijs verlangt, aan het ten overstaan van een notaris, verbonden aan het notariskantoor Kroes & Partners, Notarissen en Adviseurs, te Alphen aan den Rijn, passeren van de akte van levering, waarbij aan [eiseres] het perceel [perceel1] en [perceel2] onbezwaard en vrij van hypotheken zal worden geleverd, aan welke leveringsakte dit vonnis kan worden gehecht, en bepaalt dat wanneer [gedaagde] niet op het door de notaris bepaalde tijdstip en plaats is verschenen, dit vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats zal treden voor de voor het passeren van de akte van levering vereiste wilsverklaring en handtekening(en) van [gedaagde] , althans in goede justitie te bepalen;
VI [gedaagde] primair en subsidiair veroordeelt om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting uit hoofde van een gepleegde onrechtmatige daad jegens [eiseres] , aan [eiseres] te betalen, ten titel van schade wegens de extra kosten van overdrachtsbelasting, een bedrag van € 71.000, althans in goede justitie te bepalen, en [gedaagde] veroordeelt een schadevergoeding aan [eiseres] te betalen ten titel van schade wegens omzetderving door de vertraagde bedrijfsuitbreiding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VII voor zover het gevorderde sub V door de rechtbank zou worden afgewezen, [gedaagde] meer subsidiair veroordeelt om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting uit hoofde van een gepleegde onrechtmatige daad jegens [eiseres] , aan [eiseres] te betalen ten titel van voorschot op de door [eiseres] geleden en te lijden schade een bedrag van € 75.000, althans in goede justitie te bepalen, en [gedaagde] veroordeelt uit hoofde van een gepleegde onrechtmatige daad jegens [eiseres] , aan [eiseres] te betalen ten titel van schade wegens het niet meer kunnen realiseren van de bedrijfsuitbreiding op de percelen en andere schadeposten die [eiseres] dientengevolge mocht hebben geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VIII [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van deze procedure, de beslagkosten daaronder begrepen.