ECLI:NL:RBDHA:2022:5135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/09/610487 / HA ZA 21-362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van percelen grond en schadevergoeding na onrechtmatige beslaglegging

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat centraal wie aanspraak kan maken op twee percelen grond met opstallen die door de gedaagde zijn gekocht van een derde partij. De eiseres, een B.V., stelt dat zij recht heeft op deze percelen, terwijl de gedaagde, eveneens een B.V., de percelen van de derde partij heeft verworven. De rechtbank oordeelt dat er geen perfecte koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen de eiseres en de derde partij, waardoor de gedaagde de rechtmatige eigenaar van de percelen blijft. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseres af en bevestigt dat de gedaagde recht heeft op schadevergoeding wegens onrechtmatige beslaglegging door de eiseres. De eiseres had op 12 januari 2021 conservatoir beslag gelegd op de percelen, maar de rechtbank oordeelt dat deze beslagen onrechtmatig waren, aangezien de vorderingen van de eiseres niet gegrond waren. De rechtbank verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure om de schadevergoeding te bepalen. De uitspraak is gedaan op 25 mei 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/610487 / HA ZA 21-362
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van
[eiseres] B.V., te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. J. van de Riet te Utrecht,
tegen
[gedaagde] B.V., te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. J.M. van Koeveringe-Dekker te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?

1.1.
Kort gezegd gaat deze zaak in conventie over de vraag of [eiseres] aanspraak kan maken op twee percelen grond met opstallen aan de [straatnaam] 153/153a te [plaats 1] , welke percelen [gedaagde] heeft gekocht van mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
1.2.
In reconventie gaat de zaak over de vraag of de door [eiseres] op 12 januari 2021 ten laste van [naam 1] gelegde beslagen moeten worden opgeheven en of [eiseres] wegens het leggen van die beslagen schadevergoeding aan [gedaagde] moet betalen.
1.3.
Gelet op de uitkomst van de zaak tussen [eiseres] en [naam 1] (C/09/607061 / HA ZA 21-143), waarin vandaag eindvonnis wordt gewezen, wijst de rechtbank de vorderingen van [eiseres] af. De vordering tot opheffing van de beslagen wijst de rechtbank af, omdat daarover al in de zaak tussen [eiseres] en [naam 1] is beslist. De overige vorderingen van [gedaagde] wijst de rechtbank toe.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 6 april 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende (voorwaardelijke) wijziging/vermeerdering van eis tevens houdende overlegging producties, met producties;
  • het tussenvonnis van 2 maart 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de antwoordakte (voorwaardelijke) wijziging/vermeerdering van eis in conventie tevens akte tot overlegging producties, met producties;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 23 maart 2022.
2.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.3.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. [gedaagde] heeft hiervan gebruik gemaakt bij e-mail van 21 april 2022. Dit vonnis wordt gewezen met inachtneming van die opmerkingen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is een dochtervennootschap van [naam 2] Beheer B.V., een vennootschap van de heer [naam 3] . Binnen het concern [naam 4] B.V. worden door middel van diverse dochtervennootschappen een bouwonderneming en enkele projectontwikkelingsbedrijven geëxploiteerd.
3.2.
De vennootschap onder firma [naam 5] (hierna: [naam 5] ) is door [naam 1] samen met haar echtgenoot [naam 6] en zoon [naam 7] aangegaan, welke vennootschap een paardenmanege en caravanstalling dreef aan de [straatnaam] 153/53a te [plaats 1] op de percelen kadastraal bekend [plaats 1] [perceel1] en [perceel2] (hierna: de twee percelen).
Nadat [naam 6] in 2007 is overleden, hebben [naam 1] en [naam 7] de onderneming gezamenlijk voortgezet.
3.3.
Medio 2009 is [gedaagde] benaderd door [naam 8] , die [naam 5] bijstond bij de voorgenomen herontwikkeling van de locatie waar [naam 5] de onderneming dreef. Het idee van [naam 8] en [naam 5] was om de huidige caravanstalling en manege te vervangen door woningbouw en een nieuwe paardenstal te bouwen op een nabijgelegen perceel. De twee percelen zouden deels worden verkocht aan een projectontwikkelaar en deels door [naam 5] gebruikt worden voor de ontwikkeling van een woningbouwproject in eigen beheer. Omdat [gedaagde] al eigenaar was van een naastgelegen perceel, benaderde [naam 8] [gedaagde] met de vraag of zij interesse had in de aankoop van de percelen.
3.4.
Op 17 mei 2010 zijn Rijnpark B.V., een dochtervennootschap van [gedaagde] , [naam 5] , [naam 1] en [naam 7] een overeenkomst aangegaan, waarbij kort gezegd werd overeengekomen dat:
- [naam 5] aan Rijnpark verkoopt een gedeelte van de twee percelen groot 15.904 m2;
- op het overige gedeelte van de twee percelen, waarop de woning aanwezig is, [naam 5] tenminste acht vrijstaande woningen zal realiseren;
- [naam 3] en [naam 9] verkopen aan [naam 7] een gedeelte van de onroerende zaak aan het adres [straatnaam] 179 om daar de nieuwe manege te kunnen realiseren;
- Rijnpark betaalt voor de twee percelen € 400.000 aan, waarvoor als zekerheid een (derde) hypotheekrecht op de twee percelen tot een bedrag van € 450.000 zal worden gevestigd ten behoeve van Rijnpark.
Eerste en tweede hypotheekhouder was Rabobank voor een bedrag van € 700.000.
3.5.
De overeenkomst van 17 mei 2010 bevat een aantal ontbindende voorwaarden. Er is onder meer bepaald dat partijen de overeenkomst buitengerechtelijk mochten ontbinden indien:
“(a) de gemeente Rijnwoude danwel een haar opvolgende publiekrechtelijke rechtspersoon danwel enige andere publiekrechtelijke rechtspersoon wiens instemming althans medewerking noodzakelijk is, besluit geen medewerking te verlenen aan een wijziging van het bestemmingsplan betrekking hebbende op één of meerdere van de percelen met de kadastrale aanduiding [plaats 1] [perceel1] , [perceel2] en [perceel3] en een of meerdere van deze percelen derhalve niet de bestemming wonen of een vergelijkbare door kaper gewenste bestemming krijgen;
  • b)
  • c)
3.6.
In 2011 had [naam 5] behoefte aan extra financiën. Nadat [naam 5] in 2011 van een derde een lening van ruim € 75.000 had verkregen, hebben [naam 5] en – na het overlijden van [naam 7] – [naam 1] in diverse tranches in totaal circa € 450.000 geleend van [naam 8] , in welk verband aan [naam 8] een hypotheekrecht op de twee percelen is verleend tot € 540.000 en later aan [naam 8] een voorkeursrecht van koop is verleend op de twee percelen, dat zou gelden als er geen uitvoering zou worden gegeven aan de onder 3.4 bedoelde verkoop aan Rijnpark.
3.7.
Op 15 december 2016 heeft de gemeente Alphen aan den Rijn het bestemmingsplan “Rijnpark, Koudekerk aan den Rijn” vastgesteld waarin op de twee percelen een woonbestemming is gevestigd.
3.8.
In 2017 is [naam 7] overleden. Hij was getrouwd met [naam 10] .
Na het overlijden van [naam 7] heeft [naam 1] de exploitatie van de manege en caravanstalling als eenmanszaak voortgezet.
3.9.
Bij uitspraak van 26 juni 2018 heeft de ABRvS onder meer het plandeel “wonen” van het onder 3.7 bedoelde bestemmingsplan vernietigd.
3.10.
Bij brief van 7 december 2020 heeft [naam 1] aan Rijnpark laten weten dat zij gebruik maakt van de ontbindende voorwaarden van de onder 3.4 bedoelde overeenkomst.
3.11.
Bij brief van 14 december 2020 heeft Rijnpark zich jegens [naam 1] op het standpunt gesteld dat de opzegging van de koopovereenkomst niet rechtmatig is, omdat de koopovereenkomst pas kan worden opgezegd als de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn besluit om het bestemmingsplan niet verder in procedure te brengen.
3.12.
Op 14 december 2020 heeft [naam 3] telefonisch contact gehad met [naam 1] en daarna met [naam 11] over de stand van zaken met betrekking tot de twee percelen.
3.13.
Op verzoek van [naam 1] is [naam 3] op kerstavond, 24 december 2020, bij haar thuis geweest om te overleggen over haar situatie.
3.14.
Op 28 december 2020 heeft [naam 3] namens [gedaagde] , voor zover nu van belang, het volgende verklaard:
“Hierbij bevestig ik, ondergetekende [naam 3] BV, directeur van [gedaagde] B.V. (Partij 1) schriftelijk, de mondelinge afspraken die ik op kerstavond, 24 december 2020, met u,
Mevrouw [naam 1] en mw [naam 10] , voor deze overeenkomst gevestigd te [straatnaam] 153, [postcode] [plaats 1] (partij 2).
heb gemaakt, in het bijzijn van de heer [naam 12] :
[gedaagde] BV koopt van u het perceel staande en gelegen aan het Adres [straatnaam] 153 en 153a te [plaats 1] (kadastraal [plaats 1] [perceel1] en [perceel2] ) tegen een koopprijs van € 1.750.000,- (…) k.k. onder de navolgende voorwaarden;
a.
a) Mevrouw [naam 1] zal bij wijze van een persoonlijk recht tegen een nader te bepalen vergoeding (waarbij wel de eigen lasten, zoals gas, licht en water en WOZ voor haar rekening komen) in het woonhuis aan de [straatnaam] 153 mogen blijven wonen tot het (naar haar oordeel) niet meer gaat. De woning wordt daartoe kadastraal afgesplitst van perceel [perceel1] .
b) Voor de afsplitsing en levering van het woonhuis en tuin [straatnaam] 153 geldt als uitgangspunt 31 januari 2021. Het betreffende woonhuis wordt afgesplitst en geleverd in de overdrachtsbelasting voor een bedrag ad € 900.000 k.k. (…) kosten koper).
c) De resterende percelen grond ( [perceel1] ged en [perceel2] ) als genoemd worden geleverd onder het BTW regime, zo spoedig mogelijk nadat de sloop van de opstallen heeft kunnen plaatsvinden worden, te verwachten juni 2021, voor een bedrag ad € 850.000 k.k. (…)
d) De sloop op de percelen [perceel1] en [perceel2] vind plaats in opdracht van Partij 2. De sloopkosten worden door Partij 1 vergoed aan Partij 2 en worden bij de koopsom opgeteld.
e) Bij de overdracht van de (…) percelen [perceel1] en [perceel2] (als genoemd onder c) zal de hypotheek ad €400.000 (…), zoals die door Rijnpark Ontwikkeling B.V. is gevestigd op het perceel aan de [straatnaam] 179 te [plaats 1] ( [perceel4] ) worden afgelost door Partij 2.
f) [gedaagde] B.V. zal het geschil dat Partij 2 heeft met [naam 8] B.V. afhandelen, zodat er geen claims meer zullen komen van [naam 8] b.v. aan het adres van Partij 2.
g) Partij 2 zal het aangespannen kort geding tegen Rijnpark Ontwikkeling B.V. en [naam 8] B.V., dat gepland staat op 30 december 2020, 12.00 uur, per omgaande intrekken.”
3.15.
Deze verklaring, die ook ondertekend is door [naam 1] en [naam 10] , is gehecht aan een op 6 januari 2021 (op grond van artikel 7:3 Burgerlijk Wetboek (BW)) in de openbare registers ingeschreven “notariële verklaring koopovereenkomst”. Hierbij is onder meer verklaard dat tussen [naam 1] en [naam 10] enerzijds en [gedaagde] anderzijds “
een koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot de hierna te omschrijven verkochte. Van deze koopovereenkomst blijkt uit een door verkoper en koper ondertekende onderhandse akte de dato vierentwintig december tweeduizend twintig, hierna aan te duiden met koopovereenkomst, waarvan een afschrift aan deze verklaring is gehecht.”
3.16.
Met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eiseres] op 12 januari 2021 ten laste van [naam 1] op de twee percelen conservatoir beslag gelegd tot levering.
3.17.
Bij notariële akte van 12 maart 2021 verleden voor notaris mr. A.M. Zwart heeft [naam 1] de eigendom van het perceel [perceel1] overgedragen aan [gedaagde] .
3.18.
Met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eiseres] :
- op 22 maart 2021 ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag tot afgifte en levering gelegd op het perceel [perceel1] ;
- op 23 maart 2021 ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag gelegd onder [naam 1] op alle vorderingen die [gedaagde] mocht hebben, in het bijzonder de vordering tot levering van de eigendom van het perceel [perceel2] .
3.19.
Bij notariële akte van 1 juli 2021 verleden voor notaris A.M. Zwart heeft [naam 1] de eigendom van het perceel [perceel2] overgedragen aan [gedaagde] .

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I de rechtshandelingen, waarbij blijkens de leveringsakte van 12 maart 2021 en de leveringsakte van 1 juli 2021 de eigendom van respectievelijk perceel [perceel1] en perceel [perceel2] van verkoopster aan [gedaagde] wordt overgedragen, wegens strijd met artikel 3:40 lid 1 BW nietig verklaart, althans uit hoofde van artikel 3:40 lid 2 BW vernietigt en [gedaagde] – voor zover vereist – veroordeelt tot medewerking aan rectificatie in de openbare registers;
II de op 6 januari 2021 ingeschreven koop in de openbare registers nietig dan wel ongeldig verklaart wegens het ontbreken van eensluidendheid en/of wegens het in strijd met de wet in de notariële verklaring vermelden van een overeenkomst met een afwijkende datum (24 december 2020) ten opzichte van de aangehechte koopovereenkomst (28 december 2020), terzake waarvan de uitvoering blijkens de leveringsakte d.d. 12 maart 2021 en de leveringsakte van 1 juli 2021 eveneens afwijkt van de gemaakte afspraken uit de aangehechte koopovereenkomst d.d. 28 december 2020 en aan [gedaagde] , althans jegens [eiseres] , een beroep op of bescherming van het bepaalde in artikel 7:3 lid 3 BW te ontzeggen en bepaalt dat het ten deze te wijzen vonnis gebruikt kan worden om de inschrijving van de koop d.d. 28 december 2020 in de openbare registers door te laten halen, althans in dier voege dat in de openbare registers vermeld wordt dat de inschrijving niet jegens [eiseres] werkt, althans in goede justitie te bepalen;
III voor recht verklaart dat [eiseres] ten opzichte van [gedaagde] het oudste recht op levering heeft terzake de percelen [perceel1] en [perceel2] in de zin van artikel 3:298 BW en dat [gedaagde] op het tijdstip van de inschrijving van de koop (tussen [gedaagde] en verkoopster) het vorenbedoelde oudste recht kende en zich niet kan beroepen op het bepaalde in artikel 7:3 lid 3 BW;
IV voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door te profiteren van de wanprestatie van verkoopster, althans door de percelen [perceel1] en [perceel2] in eigendom aan zich te laten leveren in weerwil van het oudere leveringsrecht van [eiseres] en aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] daardoor geleden heeft en nog zal lijden en gehouden is die schade aan [eiseres] te vergoeden;
V [gedaagde] subsidiair veroordeelt om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis haar volledige medewerking te verlenen en in dat kader alle handelingen te verrichten en na te laten die de notaris daarin redelijkerwijs verlangt, aan het ten overstaan van een notaris, verbonden aan het notariskantoor Kroes & Partners, Notarissen en Adviseurs, te Alphen aan den Rijn, passeren van de akte van levering, waarbij aan [eiseres] het perceel [perceel1] en [perceel2] onbezwaard en vrij van hypotheken zal worden geleverd, aan welke leveringsakte dit vonnis kan worden gehecht, en bepaalt dat wanneer [gedaagde] niet op het door de notaris bepaalde tijdstip en plaats is verschenen, dit vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats zal treden voor de voor het passeren van de akte van levering vereiste wilsverklaring en handtekening(en) van [gedaagde] , althans in goede justitie te bepalen;
VI [gedaagde] primair en subsidiair veroordeelt om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting uit hoofde van een gepleegde onrechtmatige daad jegens [eiseres] , aan [eiseres] te betalen, ten titel van schade wegens de extra kosten van overdrachtsbelasting, een bedrag van € 71.000, althans in goede justitie te bepalen, en [gedaagde] veroordeelt een schadevergoeding aan [eiseres] te betalen ten titel van schade wegens omzetderving door de vertraagde bedrijfsuitbreiding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VII voor zover het gevorderde sub V door de rechtbank zou worden afgewezen, [gedaagde] meer subsidiair veroordeelt om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting uit hoofde van een gepleegde onrechtmatige daad jegens [eiseres] , aan [eiseres] te betalen ten titel van voorschot op de door [eiseres] geleden en te lijden schade een bedrag van € 75.000, althans in goede justitie te bepalen, en [gedaagde] veroordeelt uit hoofde van een gepleegde onrechtmatige daad jegens [eiseres] , aan [eiseres] te betalen ten titel van schade wegens het niet meer kunnen realiseren van de bedrijfsuitbreiding op de percelen en andere schadeposten die [eiseres] dientengevolge mocht hebben geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VIII [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van deze procedure, de beslagkosten daaronder begrepen.
4.2.
Aan deze vorderingen legt [eiseres] , samengevat, het volgende ten grondslag. Op of omstreeks 4 december 2020 is tussen [naam 1] en [eiseres] een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij [naam 1] de twee percelen aan [eiseres] heeft verkocht. Vervolgens heeft [naam 1] de twee percelen op 28 december 2020 verkocht aan [gedaagde] . [eiseres] had dus het oudste leveringsrecht. [gedaagde] wist bij het aangaan van de koopovereenkomst met [naam 1] van de eerdere verkoop aan [eiseres] . Daarom kan [gedaagde] de Vormerkung niet aan [eiseres] tegenwerpen. Bovendien kleven er gebreken aan de Vormerkung, aangezien in de notariële verklaring wordt verwezen naar een koopovereenkomst van 24 december 2020, terwijl de koopovereenkomst van 28 december 2020 is aangehecht. Nu de leveringen aan [gedaagde] hebben plaatsgevonden op basis van een koopovereenkomst die niet is ingeschreven, kan geen beroep op de Vormerkung worden gedaan en zijn deze leveringen nietig althans vernietigbaar. [gedaagde] moet de twee percelen aan [eiseres] leveren. Daarnaast is [gedaagde] schadeplichtig jegens [eiseres] op grond van onrechtmatige daad, aangezien [gedaagde] de wanprestatie van [naam 1] heeft uitgelokt en daarvan heeft geprofiteerd.
4.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
[gedaagde] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I met onmiddellijke ingang de op 12 januari 2021 namens [eiseres] gelegde conservatoire beslagen op de twee percelen opheft;
II [eiseres] op straffe van de verbeurte van een dwangsom beveelt binnen zeven dagen na het vonnis zorg te hebben gedragen voor doorhaling van deze beslagen in de openbare registers;
III voor recht verklaart dat [eiseres] onrechtmatig heeft gelegd en zij gehouden is om alle schade te vergoeden die [gedaagde] heeft geleden ten gevolge van die beslagen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV [eiseres] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
4.6.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Deze zaak hangt nauw samen met de zaak tussen [eiseres] en [naam 1] (C/09/607061 / HA ZA 21-143) waarin heden eindvonnis wordt gewezen. In dat vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat er tussen [naam 1] en [eiseres] met betrekking tot de twee percelen geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, en dat [naam 1] niet gehouden was om verder te onderhandelen met [eiseres] . Het bestaan van die koopovereenkomst danwel de gehoudenheid om verder te onderhandelen is essentieel voor de vorderingen van [eiseres] jegens [gedaagde] . Zonder deze koopovereenkomst danwel kan niet worden geoordeeld dat [eiseres] jegens [naam 1] recht had op levering van de twee percelen en nu recht op levering heeft jegens [gedaagde] . Hieruit, en uit het feit dat [naam 1] niet gehouden was om verder te onderhandelen, volgt dat [gedaagde] niet onrechtmatig jegens [eiseres] kan hebben gehandeld door het aangaan van de koopovereenkomst met [naam 1] en de afname van de twee percelen. Hierop stranden alle vorderingen van [eiseres] .
5.2.
Ten overvloede is de rechtbank van oordeel dat de Vormerkung rechtsgeldig is, omdat voldoende duidelijk is dat in de onder 3.15 bedoelde notariële verklaring is beoogd om de aangehechte koopovereenkomst van 28 december 2020, zoals die in de onder 3.14 bedoelde verklaring is vastgelegd, in de openbare registers in te schrijven.
5.3.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gesteld partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 4.861, namelijk € 2.076 aan griffierecht en € 2.785 aan salaris advocaat (2½ punten à € 1.114, volgens tarief IV), te vermeerderen met de - in overeenstemming met het liquidatietarief te begroten - nakosten [1] en de gevorderde wettelijke rente.
in reconventie
5.4.
In de zaak tussen [eiseres] en [naam 1] heeft de rechtbank de op 12 januari 2021 ten laste van [naam 1] gelegde beslagen al opgeheven, waaruit volgt dat opheffing in de onderhavige zaak niet meer aan de orde is. Nu deze beslagen zijn gebaseerd op een ondeugdelijke vordering, zijn deze onrechtmatig bevonden jegens [naam 1] . Deze beslagen zijn ook onrechtmatig aan te merken jegens de rechtstreeks betrokken belanghebbende [gedaagde] .
5.5.
[gedaagde] vordert schadevergoeding op te maken bij staat, waaruit de rechtbank begrijpt dat zij (ook) een verwijzing naar de schadestaatprocedure vordert en dus een veroordeling tot schadevergoeding. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure moet aannemelijk zijn dat [gedaagde] mogelijk schade heeft geleden door de onrechtmatig gelegde beslagen. [gedaagde] heeft gemotiveerd aangegeven dat zij schade heeft geleden, onder meer doordat zijn interne en externe (buitengerechtelijke) kosten heeft moeten maken ten gevolge van de beslagen en dat aannemelijk is dat de beslagen vertraging veroorzaken in de herontwikkeling van het gebied. De rechtbank acht het bestaan van schade voorshands aannemelijk en zal de gevraagde verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijzen.
5.6.
[eiseres] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 563 aan salaris advocaat (één punt à € 563, volgens tarief II), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.861 aan tot op heden gemaakte proceskosten en op € 255 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening, alle kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien [eiseres] voormelde kosten niet voordien heeft vergoed, tot de dag van algehele voldoening;
6.3.
verklaart de veroordeling onder 6.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.4.
a. verklaart voor recht dat [eiseres] de onder 3.16 bedoelde conservatoire beslagen onrechtmatig heeft gelegd en b. veroordeelt [eiseres] om alle schade te vergoeden die [gedaagde] daardoor heeft geleden, en verwijst de zaak daarvoor naar de schadestaatprocedure;
6.5.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 563, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien [eiseres] voormelde kosten niet voordien heeft vergoed, tot de dag van algehele voldoening;
6.6.
verklaart de beslissingen onder 6.4 onder b en 6.5 uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of andere gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022. [2]

Voetnoten

1.Het tarief voor conventie en reconventie
2.type: 1554