ECLI:NL:RBDHA:2022:5094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
NL21.282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Iraanse nationaliteit geboren in 1984. Eiser had op 16 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 14 december 2020 was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de gemachtigde van eiser heeft op 3 mei 2022 aangegeven het contact met eiser te hebben verloren en niet op de zitting te zullen verschijnen.

De rechtbank heeft op 11 mei 2022 de zaak behandeld, maar beide partijen hebben zich afgemeld. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris heeft gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen bewijs is dat eiser zich opnieuw heeft gemeld bij de relevante instanties. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, waarin wordt gesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, dit impliceert dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien de gemachtigde van eiser niet heeft betwist dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en er geen contact is, concludeert de rechtbank dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.282

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Lokven).

ProcesverloopBij besluit van 14 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de asielaanvraag van eiser, geboren op [geboortedag] 1984 en van Iraanse nationaliteit, die hij op 16 februari 2020 heeft ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1]
Wat stellen partijen in beroep?
2. Verweerder heeft bij brief van 14 oktober 2021 gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Het is verweerder niet gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld bij de IND, COA, AVIM of DT&V. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
3. De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 3 mei 2022 aangegeven dat zij het contact met eiser heeft verloren en daarom niet op zitting zal verschijnen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat indien een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [2]
5. Uit de onder 3 genoemde brief leidt de rechtbank af dat de gemachtigde van eiser niet betwist dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft geen contact met eiser en heeft niet aangegeven dat eiser nog in Nederland verblijft. Ook eiser heeft aan de rechtbank niet laten weten of hij in Nederland verblijft en prijs stelt op de behandeling van het beroep.
6. Onder deze omstandigheden is de rechtbank in navolging van de voornoemde vaste rechtspraak van oordeel dat eiser geen belang bij de beoordeling van het beroep heeft.
Conclusie
7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2090).